Wat doen we met die veel te grote man op dat veel te grote paard?
Met de uit Amerika overgewaaide anti-racisme-hype wordt bij ons een zwart-wit-tegenstelling op scherp gezet die voor het merendeel van de Vlamingen amper nog relevant is. Nooit zagen we meer zwarte mensen op TV-praatprogramma’s hun identiteit definiëren vanuit hun huidskleur, en afgeven op ‘witte’ Belgen die in hun diepste binnenste onveranderlijk racisten zijn. Ons koloniaal verleden werkt daarbij als dé dooddoener, een onaflosbare morele schuld die met verhalen rond afgehakte handjes wordt geassocieerd
Hoewel, ‘Ons’? Van wie is dat verleden eigenlijk? Wat heeft de doorsnee Vlaming vandaag met Leopold II, beheerder van een privé-kolonie die ‘État indépendant du Congo’ heette, in slecht Nederlands vertaald als Congo Vrijstaat? Wat is onze plaats in dit verhaal?
‘Sale flamand’
Het idee van een collectieve schuld en de noodzaak van een even collectief excuus zijn weer aan de orde. Helaas vertrekt dat vanuit stereotypen die historisch niet correct zijn.
De waarheid is dat de top van de koloniale hiërarchie in Congo grotendeels een francofone aangelegenheid was, ook de hogere clerus trouwens, en dat de Vlaamse nonkel missionaris zich vooral bezig hield met het basiswerk, onderwijs en gezondheidszorg, het bezoeken van afgelegen stammen, en uiteraard de bekering tot het ware geloof. Daardoor ontstond een vorm van ‘intimiteit’ tussen blank en zwart, een woord dat af en toe zelfs letterlijk moet geïnterpreteerd worden.
De communautaire tweedeling liep dus ook door Congo, en het ene kolonialisme is het andere niet.
Omgekeerd was er ook sprake van enige sympathie vanwege de inboorlingen voor de Vlaamse underdog in de Belgisch-koloniale context. Net daardoor werd onder de évolués (de zwarten die zich enigszins hadden opgewerkt in de administratie) het scheldwoord ‘sale flamand’ populair tegenover Nederlandstalige Belgen: zij namen het taalracisme van hun meerderen gewoon over. Een en ander staat te lezen in het uitstekend gedocumenteerde werk ‘Congo made in Flanders?’ van Bambi Ceuppens, een Vlaamse antropologe met Congolese roots
De communautaire tweedeling liep dus ook door Congo, en het ene kolonialisme is het andere niet. Dat van Leopold II en zijn topfunctionarissen stond in het teken van hebzucht, machtswellust, intriges en uiteraard blank suprematisme in een tijd dat dit nog volstrekt normaal was. Vandaar liep er een rechte lijn naar het grootkapitaal en de door Leopold verleende concessies voor de beruchte rubberwinning. Dat van de in hoofdzaak Vlaamse missiepaters was paternalistisch maar ook empathisch en gericht op welzijn. Het is overigens via de christelijke missionarissen dat de geruchten over uitbuiting en wreedheden Europa bereikten.
Leopold II humane motieven toedichten, als wilde hij de Congolezen redden uit de klauwen van de Arabische slavenhandelaren zoals Koenraad Elst beweert, is meer dan een brug te ver. Evenals de wreedheden in de rubberwinning afdoen als een soort economische collateral damage. We hebben hier wel degelijk te maken met een vorm van genocide, en de latere kolonie was vooral een troetelkind van de Belgisch-francofone elite waar de Vlamingen in hoofdzaak de tweede viool speelden.
Ridders en baronessen
In het kader van de actuele anti-racismehype is dat interessant, meer bepaald de neiging van Franstalig links om Vlaanderen collectief als een broeihaard van racisme te zien, waarbij na vijf zinnen ook steeds weer ons collaboratieverleden opduikt (en men figuren als Leon Degrelle gemakshalve vergeet). Terwijl de kiem van het Congoverhaal in Laken ligt en het koningshuis tot op vandaag zedig zwijgt over de strapatsen van despoot, pedofiel en massamoordenaar Leopold II. Noteer dat het actuele fortuin van dit koningshuis deels voortkomt uit de rubberoogst in Congo Vrijstaat én de vorstelijke vergoeding die de staat betaalde voor de overname, en dat Leopold II ten gerieve van zijn nageslacht heel het patrimonium onderbracht in de Koninklijke Schenking. Door de staat te onderhouden, vruchtgebruik voor de koninklijke familie.
Blijven dan nog de publieke symbolen die herinneren aan deze monarch, de straatnamen, de standbeelden. Wat doen we met die veel te grote man op zijn veel te groot paard? Vlaanderen moet zijn eigen proces maken van Leopold II, met onze relatie tot het koningshuis en heel de nv België als inzet. De koloniale geschiedenis is relevant, maar tegelijk dient men te beseffen dat het ene kolonialisme het andere niet is, en dat Leopold II behoort tot een regime dat van in zijn oorsprong de Vlamingen als tweederangsburgers behandelde.
Leopold II is niet van ons en inderdaad kunnen die standbeelden beter naar het museum verhuizen.
De Vlaamse (en flamingante) rechterzijde heeft de neiging om zich welwillend tegenover die monarchie op te stellen en de afrekening met het kolonialisme als een linkse hobby te zien. Inderdaad heeft die Belgische monarchie haar voortbestaan te danken aan de pro-stemmen van de Vlamingen in de koningskwestie van 1950. Maar ook daar is plaats voor voortschrijdend inzicht. Naarmate een republikeins bewustzijn groeit -ondanks het feit dat zelfs de N-VA een protocollair koningschap accepteert-, en een exit uit de Belgische constructie een reële piste wordt, moeten we ons ook van die royalistische underdoghouding ontdoen.
Leopold II is niet van ons en effectief kunnen die standbeelden beter naar het museum verhuizen met een passend onderschrift. Dat artiesten als Jan Fabre zich het lintje van de Leopoldsorde laten opspelden, en schrijfster Mia Doornaert of ‘progressieve’ historica Sophie De Schaepdrijver als barones door het leven willen gaan, zegt veel over het Vlaamse cultureel establishment en zijn politieke achterlijkheid. Het is wachten op een nieuwe Vlaamse culturele elite die zich van de Belgische onderhorigheid ontdoet. Zolang zullen we negers blijven of hooguit évolués.