Groot interview met Kristof Calvo

 Het had zijn gloriemoment moeten worden: vicepremier in ‘de groenste regering ooit’. Tien jaar lang had Kristof Calvo (34) zich warmgelopen op het tarmac van het parlement, als onderhandelaar had hij de nieuwe regering mee gelanceerd, maar vlak voor het opstijgen meldde zijn partij dat er geen plaats voor hem was in de cockpit. Nu zet Calvo een stap terug als fractieleider van Groen om als ‘gewoon’ Kamerlid te kunnen herbronnen bij GroenLinks in Nederland. Maar voor hij onderduikt, eerst nog een laatste interview.

Eén van dé pleitbezor­gers van een sterker parle­ment beslist om zijn goed­ betaalde functie te combi­neren met een nevenjob. Is dat niet een tikje ironisch? 

“Ik begrijp de kritiek, maar ik heb er lang over nagedacht. Vorige zomer, toen we met Groen nog in de oppositie leken te belanden, zijn we met een groep ver­ trouwelingen naar de Franse Opaalkust getrokken. Tijdens de strandwandelingen met onder meer Tinne (Van der Straeten, federaal minister van Energie, red.) rijpte het idee om na zeven jaar als fractieleider van Groen het stokje door te geven en weer gewoon Kamer­lid te worden. Ik had zin om meer op de inhoud te werken en over het muurtje te kijken.”

U werd geen schepen in Mechelen omdat u altijd tegen de cumul was. Is parlementslid dan toch geen voltijdse job?

“Jawel, maar ik wil méér dan een voltijdse job doen. Onderschat de work­load van een fractievoorzitter niet: je loopt constant van de ene vergadering naar de ande­re. Die tijd kun je niet besteden aan parlementair werk. Ik ga het nu niet rustiger aan doen, ik wil aan de boom schudden als volksvertegenwoordiger, ook al maak ik het mezelf niet makkelijker: ons systeem is sterk gebaseerd op de macht van partijvoorzitters, vice­premiers en fractievoorzitters. Die macht sta ik nu af, in ruil voor meer zuurstof en vrijheid.”

“Als fractievoorzitter word je te veel opgeslorpt door de dagjespolitiek. Je staat op met de kranten en de relletjes: ‘Francken heeft x getweet, Rousseau heeft y verklaard, hoe reageren we daarop? Er is onenigheid binnen de coalitie, hoe gaan we daar­ mee om?’ Elke dag opnieuw. Dat vreet tijd en energie en ik haalde daar steeds minder vol­ doening uit.”

Wordt u betaald in Nederland?

“Ze gaan mijn on­ kosten vergoeden: verblijf, verplaatsingen, misschien inhoudelijke projecten. Maar geld speelt geen rol voor mij. Ik besef dat ik bevoorrecht ben omdat ik zoiets kan zeg­gen, maar het is zo.”

Is uw herbronning ook een middelvinger naar uw eigen partij? U was diep te­leurgesteld omdat u naast een ministerpost greep. 

“Ik protesteer tegen de term ‘herbronning’, want ik heb nu ook geen gebrek aan energie en ideeën. Mijn keu­ze was al vóór die minister­verdeling gemaakt. In de zomer na de verkiezingen heb ik gepiekerd over mezelf als politicus, en over wat onze partij was overkomen tijdens de campagne. Maar ik ga niet flauw doen: als ik vicepremier of minister was geworden zou ik nu niet naar Nederland trekken. Groen is mijn familie: de manier waarop de zaken zijn gelopen, heeft me veel pijn gedaan. Vooral door de manier waarop ik het nieuws moest vernemen.”

Niet uw voorzitter Meyrem Almaci, maar Brus­sels minister Elke Van den Brandt bracht u het slechte nieuws, een halfuur voor de bekendmaking ervan. 

“Da’s het verleden. Ik heb een moeilijk moment gehad, maar ik kon niet gewoon de handdoek in de ring gooien. Dat zou flauw geweest zijn. Het regeerakkoord draagt mijn stempel en Vivaldi is goed vertrokken, dus het harde werk heeft geloond.”

Hoe verwerkt Kristof Calvo zo’n klap?

“Ik ben een weekje gaan uitwaaien in De Panne. En het was hartverwarmend dat zoveel vrienden en familieleden spontaan aan­ boden om me te komen bezoeken. We hebben veel gepraat en lange wandelingen gemaakt. Tegelijk was het ook confronterend, omdat ik er de voorbije jaren minder voor hen ben geweest. Het deed me beseffen dat er ook een leven is naast de politiek.”

Hebt u aan stoppen gedacht?

“Heel even misschien. Maar ik lééf voor de politiek. Als ontspanning kijk ik naar debatten in de Tweede Kamer (het Nederlands parlement, red.), zoals ik vroeger naar gemeenteraden in andere ste­den keek. Maar het was wel tijd voor een andere invulling van mijn passie.”

'Onze politiek is voor een groot stuk theater: ze wekt de indruk dat partijvoorzitters supermensen zijn die alles weten over alles. Nonsens. Dat is doen alsof!'Beeld Saskia Vanderstichele

Politiek commentator Jan Segers schreef in Het Laatste Nieuws een scherpe brief aan u. ‘Beste Kristof Calvo, er zijn mensen die de schouders ophaalden toen u naast uw promotie tot minister greep. Omdat ze zelf een doch­ter hebben die op datzelfde moment naast haar promotie tot afdelingsverantwoordelijke in de plaatselijke supermarkt greep. Voor haar maakte dat financieel een groter verschil dan voor u. En de dag erna ging ze gewoon weer aan de slag. Klein is de kans dat haar vraag om een jaartje uit te waaien in Nederland door haar baas zou worden goedgekeurd.’

“Nogmaals: ik besef dat ik geprivilegieerd ben. Maar ondanks de negatieve teneur bij sommige journalisten zie ik in mijn mailbox vooral positie­ve reacties. Dat was twee jaar geleden wel anders, na de val van de regering ­Michel over het Marrakechpact. Toen is de sfeer omgeslagen. Er trok een betoging door Brussel met twee koppen als symbolen: die van Charles Michel en die van mij. De sluizen gingen open en mijn mailbox werd een akeli­ge plek. Voor het eerst kreeg ik het gevoel dat ik niet meer zorgeloos op stap kon gaan. Dat is nu toch anders.”

“Ik weet ook wel dat er ner­gens in de grondwet stond dat Kristof Calvo minister moest worden. Ik heb Tinne en Petra De Sutter (minis­ter van Ambtenarenzaken, red.) vanaf dag één gefelici­teerd en geholpen achter de schermen. Zij zijn goede minis­ters. Ik heb ook altijd gezegd dat mijn problemen niet zo belangrijk waren, zeker niet in een periode waarin de ic­ bedden vol liggen. Er zit hier geen zak patatten, of een mens vol rancune. Misschien word ik in mijn nieuwe rol wel béter en gelukkiger dan als minister. Want ook een minister wordt vaak opgeslorpt door relletjes en dagjespolitiek.”

F*CK HET SYSTEEM

U wilt in Nederland ideeën opdoen voor onze de­mocratie. Wat stoort u zoal? 

“In België zit de macht en het geld bij de partijen. Hier zijn de partijvoorzitters de spil, in Nederland de fractie­ voorzitters. Het parlement staat er veel sterker. Elke partij beschikt er over een onafhan­kelijke denktank die nadenkt over de grote ideeën en ver­der kijkt dan de volgende ver­kiezingen. Bij GroenLinks ga ik bij zo’n studiedienst aan de slag, om te werken rond twee van mijn stokpaardjes: demo­cratische vernieuwing en de verzorgingsstaat na corona. Ik mag ook meeschrijven aan een nieuwe beginselverklaring van GroenLinks. Een hele eer!”

Maar u hebt dus een probleem met de almacht van de partijvoorzitters?

“Ja, maar dat is niks persoonlijks tegen die men­sen, het systéém is het pro­bleem. Door de vele parlemen­ten in ons land heb je in het partijhoofdkwartier iemand nodig die alles aanstuurt, maar daardoor hebben onze verkozenen wel weinig te zeg­gen. Ons systeem is voor een groot stuk theater: het wekt de indruk dat de partijvoorzitters supermannen en ­vrouwen zijn die alles weten over alles. Nonsens. Dat is doen alsof!”

Kristof Calvo: ‘Twee jaar geleden was ik zogezegd kandidaat-premier, een maand later kon ik plots niets meer omdat ik een halve minuut had getwijfeld in ‘De afspraak’. Dat is een beetje belachelijk'Beeld Saskia Vanderstichele / Humo

In een Terzake-­interview antwoordde sp.a-­voorzitter Conner Rousseau op een vraag over de rol van Brussel in de staatshervorming dat hij ‘daar nog niet over had nagedacht’. Vindt u dat verfrissend?

(lacht) “Wel... Dat zou misschien toch tot de algeme­ne kennis moeten behoren. Onze partijvoorzitters lijken almachtig, maar eigenlijk zijn ze net als elke politicus ook machteloos: ze hebben altijd collega’s en andere par­tijen nodig om iets gedaan te krijgen. Dat loopt moei­zaam, omdat de particratie hen constant in de loopgraven duwt. Partijen zijn voort­ durend bezig om hun klein­ste onderlinge verschillen uit te vergroten in een verstik­kende concurrentiestrijd, in plaats van beleid en plannen op de lange termijn te maken. Zo krijg je de politiek van het eigen grote gelijk. Van de veto’s en de blokkeringen.” 

In Nederland zijn de fractieleiders in het parle­ment de spilfiguren. Loopt het daar dan zo anders?

“Het is daar niet per­fect, maar politieke leiders moeten er wel verkózen zijn en zich weren in de arena van het parlement, in plaats van alleen in de media en op Twit­ter commentaar te geven op het spektakel. Het lijkt soms alsof onze voorzitters panel­leden zijn in de ‘Extra Time’ van de politiek. Ik ben het niet eens met de analyses over ‘een zwakke politieke genera­tie’ of ‘een gebrek aan talent’. De politieke malaise is niet de schuld van individuen, maar van de spelregels, die samen­ werking bemoeilijken.”

“Kijk naar de 50.000 euro die Sihame El Kaouakibi van Open Vld kreeg om campag­ne te voeren. Wat is het echte probleem daar? Dat geld een te grote rol speelt in onze politiek. Er wordt met geld gesméten tijdens campagnes. We moe­ten de uitgaven aan online­ advertenties plafonneren, want in combinatie met de algoritmes van sociale media zijn die de brandstof voor con­currentie en polarisatie.”

Moet de partijfinancie­ring ook niet dringend ver­laagd worden?

“Ja. De grote partijen zijn vermogensbeheerders geworden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Die rijkdom maakt het voor een kleine par­tij of onbekende politicus heel moeilijk om op eigen kracht binnen te raken in het systeem. Zo wordt elke vernieuwing geblokkeerd.”

Jean­-Marie Dedecker klaagt aan dat de Vlaamse parlementsleden van de meerderheid zelfs geen wets­voorstellen mogen indienen zonder akkoord van de rege­ringspartijen. ‘Hou dan de eer aan jezelf en zoek een job.’ 

“De jonge parlements­leden Orry Van de Wauwer (CD&V) en Maurits Vande Reyde (Open Vld) hebben die zwijgplicht aangekaart. Heel moedig. Ik voel in veel partijen de strijdvaardigheid om de politiek te veranderen vanuit het parlement.”

Het zou helpen mocht de regering­-De Croo het par­lement niet als een dweil be­schouwen.

“De Belgische parti­cratie is niet geboren met de eedaflegging van De Croo. Corona maakt de zaken natuurlijk niet makkelijker. Maar je moet ook de posi­tieve dingen willen zien. Na het parlementaire debat over hun beleidsnota heb­ben Petra, Tinne en Vincent Van Quickenborne (minis­ter van Justitie en Noord­zee, red.) de beste voorstellen van de oppositie in hun beleid opgenomen. Dat noem ik fris­ se politiek!”

U had het net over de moeilijkheid om een nieuwe partij op te richten. Het ge­rucht gaat dat u dat de voor­bije maanden hebt ge­probeerd met Sihame El Kaouakibi.

“Nee. Ik ken Sihame al lang, van haar werk bij Let’s Go Urban. Wij hebben een goede verstandhouding, maar dat gerucht is een kwakkel.”

Ontslagnemende be­stuurders van haar vzw Let’s Go Urban beschuldigen haar van financieel gefoefel. 

“Het gerecht moet uit­ maken of dat klopt. Het prin­cipe dat iemand onschuldig is tot het tegendeel is bewezen, is voor mij meer dan een oneliner. Het is akelig om te zien hoe zij nu al voor de bus wordt gegooid.”

“Ook de media spelen daar een kwalijke rol in. Sinds 2011 heb ik een enorme verschui­ving gezien richting inciden­ten, dagjespolitiek en con­troversiële tweets. Als ik journalisten bel met een parle­mentair dossier, moet ik haast smeken voor wat ruimte in de krant, maar als ik ambras wil maken in mijn eigen partij, haal ik ongetwijfeld de voor­pagina. Bij mijn persmedede­ling over GroenLinks stond onderaan het nummer van de woordvoerster in Neder­land. Níémand heeft haar ook maar één vraag gesteld. Maar in mijn partij werd iedereen opgebeld, van hoog tot laag, op zoek naar lelijke zinnetjes.”

‘Je merkt dat journalisten zitten te popelen om van de regering-De Croo een kibbelkabinet te maken. Wij hebben gezegd dat we op een andere manier aan politiek willen doen, en dus móét het tegendeel bewezen worden.’Beeld Saskia Vanderstichele

“Je merkt dat journalisten zitten te popelen om van de regering-­De Croo een kibbel­kabinet te maken. Wij hebben gezegd dat we op een andere manier aan politiek willen doen, en dus móét het tegen­deel bewezen worden. Uiter­aard zullen we fel debatteren over de fiscale hervorming, maar hopelijk kan dat met res­pect voor elkaars mening en kwetsbaarheid. De mantra van Jacinda Ardern, de premier van Nieuw-­Zeeland, is: be kind, be strong. Dat wil ik voortaan elke dag waarmaken.”

Veel succes met een pitbull als MR­-voorzitter George-­Louis Bouchez. 

“We moeten opletten met karikaturen. Als je Bouchez in Vlaanderen aan­valt, krijg je applaus. Dat heeft Conner Rousseau heel goed gezien. Maar ik hou niet van eenheidsdenken. Bouchez is een supertalent: zeer snel, zeer handig. Maar om een blijver te worden, kun je als politicus niet alleen teren op je verbale snelheid. Je moet ook inves­teren in ideeën, traagheid en fond.”

“Guy Verhofstadt en Bart De Wever zijn voor mij de twee grootste politici van de voorbije 25 jaar: door hun over­schot aan talent, maar ook omdat ze investeerden in ana­lyseren, lezen, schrijven en organiseren. Steve Stevaert was ook geniaal. Zijn gratis­verhaal was een geweldig links idee, maar hij heeft dat nooit verder onderbouwd. En toen de tegenwind opstak, was hij weg. Datzelfde probleem speel­de ons parten in de campagne van 2019: onze ideeën waren niet robuust genoeg, onze organisatie niet sterk genoeg.”

ROOD-GROENE TSUNAMI 

In de laatste rechte lijn van die campagne liep het mis. U kreeg in De afspraak op vrijdag het groene voor­stel om de bedrijfswagens aan te pakken niet meer uit­gelegd.

“Onze twijfel en onduidelijkheid vielen nog­ al op, ja. (glimlacht) Die halve minuut kreeg heel veel aan­dacht. Maar uit postelecto­raal onderzoek bleek dat de bedrijfswagens géén factor waren in ons resultaat.”

Wat dan wel?

“Geld speelde een cruciale rol. Wij hadden als gedoodverfde winnaar de cam­pagne aangevat. Maar zodra de anderen zagen dat we fors zouden groeien, kwamen de anticampagnes van de N­-VA. Er is veel meer geld uitgegeven om ons tegen te werken dan wij zelf konden spenderen. Ik kon geen krant openslaan of ik zag grote artikels over ‘de rood-­groene tsunami met Calvo als premier’. Dat was blijkbaar de ultieme horrorfilm. De echte tsunami was die N­-VA-­propaganda.”

“Vorige zomer zat ik in het N-­VA­-hoofdkwartier bij Bart De Wever. De PS en de N-­VA hadden een akkoord en de liberalen deden moeilijk. Dus werd volksvijand nummer één uitgenodigd: bibi. Toen de eco­fiscaliteit ter sprake kwam, zei ik tegen De Wever: ‘Ik wil géén rood­-groene tsunami, hè, daar verzet ik me tegen!’ Goed gelachen. Dat was eigenlijk een heel aangenaam gesprek. Ik ben benieuwd welke rich­ting de N-­VA de komende jaren zal uitgaan, nu De Wever de deur voor Vlaams Belang heeft dichtgeslagen. Ik heb in die onderhandelingen gezien wat voor een straffe politicus hij is, net als Alexander De Croo en Gwendolyn Rutten trouwens. Na het nieuws dat ik geen minister zou worden, was De Wever een van de eer­sten die me een bericht stuur­ de om zijn medeleven te betui­gen. Ik heb hem doen beloven om nóóit meer aan te kondigen dat ik één of andere functie zou krijgen, want dat brengt on­geluk.” (lacht)

Vond u het een compli­ment dat hij in die campagne overal waarschuwde voor ‘premier Calvo’?

“Even was dat plezant, maar als die machine over je heen blijft denderen, is de fun er snel af.”

In de VRT-­documentaire BDW zegt De Wever dat elke toppoliticus per definitie een narcist moet zijn.

(lacht) “Dat is over­dreven, maar je hebt toch een zekere assertiviteit nodig, en een drang om op het podium te staan. De vraag is: is dat een doel op zich, of een middel om je ideeën te verspreiden? Soms helt die balans over naar de foute kant. Daarom is het goed om af en toe ‘gewoon’ volks­vertegenwoordiger te worden, als les in bescheidenheid.”

Is het verslavend om steeds gevraagd te worden om over jezelf te praten? 

“Ja, voor mij is er geen leven zonder ­inter­views. (lacht) Mensen onder­schatten vooral de druk van altijd maar zichtbaar zijn. Het zal me deugd doen om een stap achteruit te zetten. Na dit inter­view trek ik me even terug uit de ratrace. Ik wil mijn momen­ten wat meer zelf kunnen kie­zen.”

Na de verkiezingen ver­dween u al eens een hele zomer van de radar.

“Ik was kapot na die campagne. Wij hadden de grootste ambities, het klein­ste budget en we waren op de gevestigde orde gebotst. Zelfs de chemiesector waarschuwde in een persconferentie voor het ‘grote groene gevaar’. Dat was heel pittig, ik moest daarvan bekomen. Er was binnen de partij ook discussie over mijn rol in de campagne. Ik koos ervoor om te zwijgen en niet te protesteren. Misschien had ik me beter wat verdedigd, maar ik had het even gehad.”

Intern klonk het dat u meer een oppositieleider bent dan een bestuurder.

“Daar word ik dus boos van. Dat was gewoon mijn job! Ik ben gevráágd om dat te doen. In Mechelen ben ik al jaren één van de drijven­ de krachten achter een brede stadspartij met liberalen en ex­-christendemocraten. Ik ben méér dan een oppositie­ leider.”

Iedereen weet dat Groen een verdeelde partij is. Meyrem Almaci raakte na de verkiezingen maar nipt her­ verkozen als voorzitter. Ge­looft u nog in haar?

“Ik geloof niet in kam­pen. Als we een grotere partij willen worden, hebben we iedereen nodig. Er zit mis­schien wat spanning in de partij tussen de realo’s en de fundi’s, maar eigenlijk moet elke politicus beide zijn. Wij moeten nu besturen, want de klimaatcrisis smeekt om groen beleid, maar we moeten ook beter worden op de lange termijn.”

Maar gelooft u nog dat Almaci de partij naar boven kan stuwen?

“Niemand kan dat in zijn eentje. Wij hebben onze moeilijkheden gehad, maar ik heb veel respect voor haar werkkracht en talent. Ze heeft veel tegenwind gekregen, en toch blijft ze pal overeind staan.”

Maar onder haar lijkt het leeg te lopen. U trekt naar Nederland, Wouter Van Besien en Freya Piryns werden buiten­ gewerkt, het nieuwe parle­mentslid Staf Pelckmans was het na anderhalf jaar al beu, en de jonge lijsttrekker Jessika Soors verliet het parlement om woordvoerder te worden van staatssecretaris Sarah Schlitz. Is dat niet zorgwekkend? 

“Elk verhaal is anders. Sommigen, zoals Jessika, maakten zelf de keuze, bij anderen werd de keuze voor hen gemaakt. Ik vind het erg jammer dat Fréke (Freya Piryns, red.) geen belangrijke rol meer speelt bij ons. Zij kon moeilijke dingen simpel uit­ leggen, beter dan ik. Maar het is niet makkelijk om een par­tij te leiden en al die ambiti­euze talenten op elkaar af te stemmen.”

De regering-­De Croo lijkt vooralsnog weinig meer dan een verstandshuwelijk. 

“Voor mij is Vivaldi het beste dat de ideeënmarkt te bieden heeft: het sociale van de socialisten, het ondernemer­schap van de liberalen, onze bezorgdheid voor de planeet en de christendemocratische methode van overleg. Hopelijk wordt dit crisiskabinet straks ook een echte hervormings­regering. Deze crisis vraagt om radicaliteit en nieuwe ideeën. Er zijn voldoende lessen die we niet zullen vergeten.”

Zoals?

“Hoe bepalend pech en toeval zijn. Het is niet altijd ‘eigen schuld, dikke bult’: de horeca­ en evenementen­ sector hebben deze crisis niet aan zichzelf te danken, en de vele technisch werklozen dus ook niet. Niemand is selfmade, iedereen heeft geluk nodig en kan pech hebben. Dan past een helpende hand en geen beschuldigende vinger. Die les is cruciaal voor de toe­ komst van onze verzorgings­staat.”

Dit heet ‘de groenste re­gering ooit’ te zijn. Waar zit de grote trendbreuk?

“Allez! De verdubbe­ling van het ouderschaps­verlof, de investeringen in het spoor, de doelstelling om de CO2-­uitstoot met minstens 55 procent te verlagen tegen 2030, het groene relanceakkoord... De lijst is lang.”

De groenen krijgen toch voortdurend het deksel op de neus? De koolstoftaks: afgevoerd. Bedrijfswagens elektrisch maken: in 2026. Rekeningrijden: onhaalbaar. De Brusselse stadstol: geschrapt op bevel van Paul Magnette.

“In élk land is het beleid te traag voor de kli­maatwetenschap. Maar dank­zij deze brede coalitie konden we in onze Green Deal wel een huwelijk sluiten tussen ecologie en economie. Euro­pees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, een christendemocrate, zegt: ‘Wat goed is voor het klimaat, is goed voor de bedrijven.’ Voor de klimaatstrijd hebben we Ursula én Anuna nodig.”

Intussen snakt de be­volking naar vliegreizen en to­tale vrijheid. Mensen hebben geen zin in een pakket nieuwe maatregelen en taksen voor het klimaat.

“Dat is zeer begrijpelijk. Als groenen mogen we daar vooral niet op neerkijken. Als mensen straks eens naar de Costa Brava willen, dan is dat hun gegund. En dat hoeft niet per se met de trein.”

Mensen zijn ook nog razend over het debacle rond de zonnepanelen. Een lezer schreef ons: ‘Dit is de laatste keer dat ik me door onze re­gering heb laten overhalen om iets voor het klimaat te doen: je wordt er toch maar voor gestraft.’

 (knikt) “Eén van mijn favoriete boeken is Een beter milieu begint niet bij jezelf van Jaap Tielbeke. Klimaat­beleid is een zaak van politieke­ keuzes. De overheid moet betrouwbaar zijn, en dat was hier helaas niet het geval.”

“Maar onderschat de kracht van de concrete ecologie niet: het groen om de hoek, de door­braak van de elektrische fiets, de bezorgdheid om de lucht­kwaliteit en de droogte. Onze partij moet deels weer aan­ knopen bij de eerste genera­tie milieuthema’s: groen maakt gezond en gelukkig. Daar heb­ben we destijds prima mee gescoord.”

“Ik maak ook graag recla­me voor een minder bekend boek van Rutger Bregman: Waarom vuilnismannen meer verdienen dan ban­kiers. Ik lees dat om de zes maanden om voldoende links te blijven.”

Is dat dan zo moeilijk voor u?

(lacht) “Terechte vraag! U en ik zijn bevoorrecht: wij hoeven ons geen zorgen te maken over het einde van de maand, en dat comfort zwakt linksigheid soms af. Progres­sieven vragen vaak: hoeveel geld uit de pot zullen we her­verdelen? Bregman zegt dat je in een vroeger stadium al een vraag moet stellen: welke rijk­dom is verdiend? Zijn con­clusie is dat veel rijkdom en armoede onverdiend zijn. Mil­joenen mensen werken kei­hard en worden daar nauwe­lijks voor beloond. En als er dan hulpbehoevenden uit Syrië aankloppen, worden die mensen ongemakkelijk, omdat ze vrezen dat ze nog min­der zullen krijgen. Dé grote opdracht voor progressieven is om de link te herstellen tussen inspanning en beloning.”

Bregmans oplossing is hogere belastingen op rijk­dom. Maar uw liberale rege­ringspartners vreten nog lie­ver hun Armani­-jasjes op. 

(knikt) “Terwijl merito­cratie een zeer liberale gedach­te is. Ons belastingsysteem moet dringend meer respect hebben voor de arbeid van al die hardwerkende Vlamingen en minder voor kapitaal dat kapitaal creëert. Eerlijke fis­caliteit wordt een heel groot vraagstuk voor deze regering.”

PREMIER KOMPANY

In uw boek F*ck de zijlijn schreef u dat u ooit nog onder­nemer wilt worden. Waarin?

“In de evenementen­sector. Als lid van de leerlin­genraad organiseerde ik al het schoolfestival. Later liep die hobby uit de hand: ik werd feestenvoorzitter in Mechelen en organisator van Maanrock. Dat werk maakt van mij een gelukkig mens.”

U hebt bewondering voor de carrière van Patrick Janssens, die naast onder­nemer en politicus ook be­stuurder was bij Racing Genk. Uw favoriete club Anderlecht kan wel wat hulp gebruiken. 

“Hm, de onzekerheid in de politiek is groot, maar in het bestuur bij Anderlecht lijkt het nog erger. (lacht) Toch zie ik het goed komen met Kompany. Hij is de premier van zijn gene­ratie, de man die België deed geloven dat we grote tornooien kunnen winnen. Je kunt niet anders dan respect voor hem hebben, zelfs al ben je een Club Brugge-­supporter.”


Ook uw andere club, Barcelona, zit in zwaar weer: het voetbal lijkt nergens naar en ze zijn bijna failliet door het astronomische loon van Messi. 

“Ik was heel enthou­siast over de aanstelling van Ronald Koeman. Mijn eerste herinnering aan Barcelona was zijn streep in de Champions League-­finale tegen Samp­doria. Ik heb die videocassette helemaal kapotgespeeld en ook lang een shirtje van hem gehad. Maar het draait inder­daad niet super. Wesley Sonck zei in Extra Time dat Messi moet blijven. Door zijn extreme loon vind ik dat niet evident, maar als hij vertrekt, komen er magere jaren aan. Ik ben ver­vangbaar als fractievoorzitter, maar Barcelona zonder Messi: da’s wat anders.” (lacht)

Gek genoeg speelt Barça soms bevrijd zonder Messi. Dan gaat niet alle aan­dacht naar één speler. Is dat herkenbaar voor de groenen? 

“Ik heb mijn deel gedaan, hè! (lacht) Die ver­gelijking is wel interessant. Barcelona moest al lang bezig zijn met de periode ná Messi. Je kunt zo snel en diep vallen, zowel in het voetbal als in de politiek. Kijk naar mij: twee jaar geleden was ik zogezegd kandidaat­-premier, een maand later kon ik plots niets meer omdat ik een halve minuut had getwijfeld bij Ivan De Vadder. Die volatiliteit is een beetje belachelijk, maar je moet erop voorbereid zijn.”