Geschiedenis van het ontstaan van het Vlaams Blok

Het VB ontstond naar aanleiding van de wetgevende verkiezingen van 1978. Het was eigenlijk een kartel van de Vlaams-Nationale Partij (VNP), onder leiding van Karel Dillen, en van de Vlaamse Volkspartij (VVP), onder leiding van voormalig Volksunie-senator Lode Claes.

Vlaams-Nationale Partij (VNP)

rechtse Vlaams-nationalistische partij op 1 oktober 1977 opgericht door Karel Dillen (voorzitter), Geeraard Slegers, Leo Wouters, Wim Verreycken en Xavier Buisseret.

Onmiddellijke aanleiding tot de oprichting van de VNP was de betrokkenheid van de Volksunie (VU) bij het Egmontpact. Dieper liggend was er het reeds jarenlange ongenoegen over de politieke programmatische lijn van de VU.
De VNP zette drie krachtlijnen uit: nationalistisch, solidaristisch, rechts. Ze stelde concrete eisen als: volledig Vlaams zelfbestuur, solidariteit met blank Zuid-Afrika, de afwijzing van liberalisering van abortus, de terugkeer van 'gastarbeiders' naar hun vaderland en onvoorwaardelijke amnestie. Als orgaan van de partij verscheen vanaf december 1977 De Vlaams-Nationalist.

Vlaamse Volkspartij (VVP)

Politieke partij opgericht op 19 november 1977 door Lode Claes (voorzitter) en Luc Pauwels (secretaris).
Claes had eind mei 1977, na de goedkeuring van het Egmontpact én de regeringsdeelname van de Volksunie (VU), de VU verlaten, maar bleef zetelen als onafhankelijk senator.
Centraal in het VVP-programma stond de valorisatie van de Vlaamse meerderheid. Daarnaast had de VVP aandacht voor het herstel van de legitieme meerderheidsregel in het politiek bestel (en dus tegen de zogenaamde grendelgrondwet), het herstel van de ethische waarden, de samenhorigheid en de vrijemarkteconomie. Intern vertoonde de VVP een grote heterogeniteit. Men onderscheidde een solidaristische en een nationalistische strekking.

VVP en VNP vormen kartel Vlaams Blok

Rechtstreekse oorzaak van de oprichting van beide partijen was het ongenoegen dat in radicale Vlaams-nationalistische kringen heerste omtrent de ondertekening van het Egmontpact en de Stuyvenbergakkoorden door de Volksunie (VU). De wortels van de tweedracht in het partijpolitieke Vlaams-nationalisme lagen echter veel dieper, en reikten zelfs tot de periode van voor en kort na de Tweede Wereldoorlog. Bij de oprichting van nieuwe partijpolitieke initiatieven in de jaren 1940 en 1950 werd door sommigen teruggegrepen naar de oude anti-parlementaire, autoritaire en solidaristische voorbeelden. De VU stelde zich van meet af aan op als een democratische en parlementaire politieke partij, hetgeen bij sommigen wrevel opriep. Toch bleven zij actief naast of in de marge van de partij, onder meer in de Vlaamse Militanten Orde (VMO) en in Were Di. Geleidelijk aan werd het partijprogramma van de VU uitgebreid met standpunten die minder schenen aan te sluiten bij het klassieke Vlaams-nationale gedachtegoed. De instroom in de VU van nieuwe ideeën en figuren in de jaren 1960 bracht een verdere minorisering met zich mee van bovengenoemde groepen en personen. Die bevonden zich vooral in en om de rechtervleugel van de partij. Zij predikten de terugkeer naar de bronnen van het Vlaams-nationalisme en verweten de partij dat zij er zich, vooral onder leiding van figuren als Hugo Schiltz en Maurits Coppieters, steeds verder van verwijderde. De bereidheid tot onderhandelen en tot het sluiten van compromissen over Vlaams-nationale thema's, en de deelname aan coalitiegesprekken en aan een Belgische regering, deed voor deze personen de deur dicht. Het Egmontpact en Stuyvenbergakkoorden waren dus slechts de aanleiding tot de breuk.
Uit contacten tussen leidende figuren uit beide partijen, VVP en VNP, onder meer op de Were Di Contactdag van 1978, groeide een kartelvorming voor de verkiezingen van dat jaar. Tot veler verbazing werd niet Claes verkozen, maar wel de Antwerpenaar Dillen. Mede onder impuls van Were Di werden gesprekken gevoerd tussen de VNP en de radicale nationalisten uit de VVP. Hieruit ontstond in 1979 het VB als politieke partij, onder de onbetwiste leiding van Dillen. Op 28 mei 1979 werd de fusie een feit.

Deelname aan de wetgevende verkiezingen

Het VB nam, als kartel van VVP en VNP, voor het eerst deel aan wetgevende verkiezingen op 17 december 1978. Het behaalde 76.051 stemmen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers, en stuurde daarmee Dillen naar het parlement.

Karel Dillen


(Antwerpen 16 oktober 1925).
Studeerde van 1938 tot 1943 aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen, waar hij onder invloed van enkele leraren en de scholierenbond Ontwikkeling flamingant werd.
Dillen stond aanvankelijk wantrouwend tegenover de in 1954 opgerichte Volksunie (VU), maar in 1957 trad hij toch toe als voorzitter van de Antwerpse Volksunie-Jongeren, waarvan hij in datzelfde jaar medeoprichter was, en als lid van het arrondissementsbestuur en de partijraad. Van meet af aan nam hij een kritische houding aan binnen de VU, waarvan het programma volgens hem niet radicaal genoeg was. Zo ontbrak volgens hem de Dietse of Heel-Nederlandse inslag. Enkel bij de parlementsverkiezingen van 1958 was hij kandidaat op de VU-lijst. Dillen schreef niet in het VU-partijblad, wel in lokale VU-tijdschriften. Begin de jaren 1960 voerde hij mee het verzet tegen de idee van de zogenaamde 'Vlaamse frontvorming'. In 1961 tot 1971 was hij ondervoorzitter van de uit de Antwerpse VU ontsproten Kontaktclub, die lezingen van binnen- en buitenlandse prominenten organiseerde. Hij vertaalde in 1966 het boekje Apartheid: a challenge van J.E. Holloway. (In 1977 was hij ook stichtend lid van Protea.)
Maar Dillen trok zich niet terug binnen de grenzen van de partijpolitiek en bleef zich ook toeleggen op buitenparlementaire activiteiten. Voor 't Pallieterke schreef hij van 1965 tot 1978 de "Kroniek der dode zielen" onder de initialen R. Sch., KD (naar zichzelf) of MK (naar zijn echtgenote Madeleine Koninckx), en van 1975 tot 1978 de Franse rubriek "Si la France m'était contée" onder het pseudoniem van Sacha. Hij schreef als Sacha in 't Pallieterke tot 1992. In 1970 stelde hij het herdenkingsboek samen over de leider van de Vlaamse Militanten Orde (VMO), Wim Maes, na diens overlijden in 1968. Dillen bleef de Vlaamse militant steeds verdedigen en schreef in de jaren 1970 ook enkele editorialen in het VMO-maandblad Alarm.
Dillens grootste geesteskind was het vormingsblad Dietsland Europa, dat hij in mei 1956 met andere toenmalige JNG-leden had gesticht en waarvan hij de inhoudelijke leiding in handen had. 
In het voorjaar van 1971 stapte Dillen uit de VU, die volgens hem te weinig rechts-revolutionair was. De programmatorische ontwikkeling van de VU in de jaren 1960 kon hem niet bekoren. Geestelijk had hij reeds lang vóór zijn definitief opstappen afscheid genomen. Jarenlang bleef hij in Dietsland Europa de VU met kritiek bestoken. Dillen behoorde ook tot het zevenkoppige initiatiefcomité dat in 1973 de Vlaams-Nationale Landdag in Schepdaal organiseerde om druk uit te oefenen op de VU (en waaruit de Vlaams-Nationale Raad geboren werd).
Na een scherp persoonlijk conflict met Were Di-secretaris Bert van Boghout nam Dillen in 1975 ontslag uit Dietsland Europa en uit Were Di, en richtte hij het tweemaandelijkse blad Ter Waarheid op, dat tot 1979 werd uitgegeven door de Vriendenkring Limburg-Voerstreek-Overmaas. Tussen 1979 en 1981 schreef hij ook regelmatig in De Taktivist van het Taal Aktiekomitee (TAK), onder het pseudoniem van Staf van Vliet. Hij had verder een tijdlang onder zijn initialen een column in Alternatief.
Toen de VU in 1977 in een Belgische regering stapte en mee over het Egmontpact onderhandelde, was voor Dillen de tijd rijp om met een nieuwe rechts-radicale Vlaams-nationale partij voor de dag te komen. Op 1 oktober 1977 stichtte hij de Vlaams-Nationale Partij (VNP), waarvan hij 'voorzitter voor het leven' werd. Toen de VNP op 28 mei 1979 werd omgevormd tot Vlaams Blok (VB), bleef Dillen voorzitter.
Bij de parlementsverkiezingen van december 1978 trok Dillen de Antwerpse Kamerlijst en werd verkozen. Tot 1987 zetelde hij als enige VB-afgevaardigde in het parlement.