Niet zij, maar partijgenoot Alexander De Croo werd dit jaar premier. Gwendolyn Rutten (Open Vld, 45) kreeg tijd om na te denken, terwijl corona haar wereldbeeld op zijn kop zette. ‘Na dit jaar hoeft niemand verbaasd te zijn als het liberalisme op sterven na dood is. We gaan het samen opnieuw moeten uitvinden.’
Acht jaar lang zat ze als voorzitter van Open Vld mee in het machtscentrum van de Belgische politiek, sinds mei is ze enkel nog Vlaams Parlementslid en vooral burgemeester van Aarschot. Door het afgelopen coronajaar heeft Gwendolyn Rutten de fundamenten van het liberalisme in vraag gesteld. Tegelijk plooide ze zich terug op haar gezin en stad. En, ze is tegenwoordig gids in opleiding. “Al is het zoals bij iedereen onderwijs in code rood: turen op een computerscherm”, zegt ze. “Boeiend hoor: ik verdiep me in de geschiedenis, kunstgeschiedenis en geologie. In mijn tweede jaar kies ik de optie regiogids voor het Hageland. Handig om je eigen streek beter te doorgronden.”
Wandelen was toch uw nieuwe hobby, afgaande op uw vele Instagram-foto’s?
“Ja, al voor corona het een hype maakte. Begin dit jaar had ik beslist dat ik meer buiten wou zijn. In die periode, vorige kerstvakantie, zat ik het diepst. Een lokaal café hier had op 1 januari een tocht georganiseerd van Leuven naar Aarschot, 23 kilometer, helemaal door het groen. Ik ben het blijven doen. Ik had het nodig om lucht te krijgen.”
Uw toenadering tot PS-voorzitter Paul Magnette om zo een paars-groene regering te vormen, was toen net door uw eigen partij getorpedeerd.
“Op het moment zelf is dat zwaar, maar moet je dat een plaats kunnen geven. Ik heb het geluk dat ik kan terugvallen op de cocon van mijn gezin. Op dat moment sluit ik me af van de rest van de wereld. Maar kijk, er zijn veel ergere dingen. Het leven van zoveel mensen is dit jaar zodanig op zijn kop gezet. Zoiets helpt ook wel om te relativeren. Move on!”
Op dat moment wist u: ik zal geen voorzitter meer zijn, en ook geen deel uitmaken van een regering.
“Ik had voor mezelf al eerder uitgemaakt dat ik als voorzitter zou stoppen, ook al had ik dat nog niet publiekelijk geuit. Het is een gezond democratisch principe om na twee termijnen te wisselen, hoe goed of slecht je wel bezig was. En dat ministerschap? Als dat mijn droom was, dan was ik het al lang geworden. Dat klinkt pretentieus, maar ik heb daar heel veel kansen toe gehad. Ik heb tien jaar meegedraaid op het hoogste niveau. Het is mij niet om een functie te doen. Ik doe, denk ik, op een andere manier aan politiek. Bij mij gaat het meer om reflectie, over een maatschappijvisie die ik wil uitdragen. Minister zijn is toch vooral je richten op één specifiek domein.”
Hoe diep was het zwarte gat? Acht jaar werd er geluisterd als u sprak. Dat valt weg.
“Het klopt dat het afkicken is. Karel De Gucht zei dat vlakaf: het is wennen om niet meer mee te tellen. Alleen is dat bij mij in een zeer vreemd jaar gebeurd. Plots zat iedereen thuis door corona, net als ik. Tegelijk kwam ik van de ene rush in de andere terecht. Als burgemeester in coronatijden kwam ik handen tekort.”
Opmerkelijk. U bent een vrouw van de grote ideeën, maar moet zich nu plots bezighouden met de spreekwoordelijke stoeptegel die scheef ligt.
“Het is een stuk echter. Je wordt niet langer met een scherp artikel in de krant geconfronteerd, maar staat wel oog in oog met de mensen. Met de winkelier die moet sluiten, de schooldirecteur die zijn lessen op een veilige manier georganiseerd moet krijgen, met verpleegkundigen en bewoners die met een corona-uitbraak in een van onze woon-zorgcentra kampen. In een tijd waar alles onwezenlijk lijkt en we tegen elkaar spreken via schermen, is dat echte, directe engagement iets waar ik echt veel voldoening uit haal. Ik wilde dit ook. Toen in september 2019 na de vorming van de Vlaamse regering de vraag voorlag om minister te worden, was dat een belangrijke factor. Ik paste, omdat ik voluit voor dat burgemeesterschap wilde gaan.”
Kom, u wilde de optie open houden om premier te worden in een paars-groene regering.
“Ik zag een weg om een regering te vormen en ons land een toekomst te geven: een project waarmee je op economisch en sociaal vlak en op het vlak van klimaat vooruit kon. Als je daar echt in gelooft, dan word je daar enthousiast van. Maar ik ben heel formeel: ik heb nooit, op geen enkele manier, met wie dan ook een akkoord gesloten over het premierschap. (nadrukkelijk) Niet.”
Maar u handelde mogelijk wel met dat idee in het achterhoofd.
“Maar wat verwacht men dan van mij? Dat ik zeg: we gaan onderhandelen, maar om iedereen gerust te stellen, beloof ik plechtig dat ik nooit van mijn leven premier word? Is het dat wat men van mij wou horen? Is het dat wat men van vrouwen verwacht? Je mag wel alles mee uittekenen, maar ho maar, zeg er dan wel meteen bij dat je nooit zelf de leiding zal nemen. Wel, zo zit ik niet in elkaar. Trouwens, die discussie is zo hypocriet als wat. De Wetstraat loopt vol met mensen die elke dag wakker worden en denken: die Zestien is iets voor mij. Maar o wee als je dat eens luidop zegt. Doe vooral of het allemaal toevallig in je schoot is gevallen.
“Kijk, mijn inschatting was toen: paars-geel? Ain’t gonna happen. PS en N-VA zouden elkaar nooit vinden. In plaats van te ondergaan en de onderhandelingen te laten aanslepen, vond ik: neem het heft in handen. En verkoop je vel duur. Op het moment dat je die stap zet, dan heb je een hefboom in handen. Die is weg als je pas op het einde van de rit aansluit.”
U had meer uit de brand kunnen slepen dan uw opvolger Egbert Lachaert afgelopen zomer?
“Nee, laten we vooral niet die toer op gaan. Ik weet wel welk kader ik met Magnette heb onderhandeld. Hij zegt ook dat de grote lijnen van Vivaldi al een jaar voordien zijn uitgetekend, samen met mij. Ik moest alleen vaststellen eind vorig jaar: het moment was er niet. Toen was dat moeilijk te accepteren, met wat afstand gaat dat veel beter.”
U botste in uw eigen partij op Alexander De Croo. Met 80.000 voorkeurstemmen was hij de chef op federaal vlak, niet u.
“Die analyse laat ik voor uw rekening. In de politiek is het niet voldoende om een goed idee te hebben, je moet ook de omstandigheden mee hebben. Het was natuurlijk het ideale moment om een kandidaat-voorzitter te lanceren. De campagne zou begin dit jaar starten. Egbert (Lachaert, RW) is in dat gat gedoken. Ik besefte ook dat de uitslag van 2019 niet goed was. Dan kom je van heel ver om de achterban te overtuigen van het paars-groene verhaal. Ik hoopte dat ik na de Vlaamse onderhandelingen genoeg krediet had. En ik wilde gewoon eerlijk zijn met onze militanten.”
Lachaert en Vincent Van Quickenborne staken u openlijk stokken in de wielen, met de steun van De Croo. Neemt u hen dat kwalijk?
“Dat hoort erbij. Als je kijkt naar mijn track record, dan weet je dat ik nooit in mijn politieke carrière voor mezelf onderhandeld heb. Nog nooit. Ik dacht dat men dat wel ging zien. Misschien was dat naïef. Dat Bart De Wever op dat moment al zijn pijlen op mij richt, dat kan ik nog begrijpen als partijvoorzitter. Hij projecteerde zijn kritiek op mijn persoon, om het niet over het project te hebben. De Wever is nu eenmaal een strateeg en tacticus. Wat hij zegt, neem ik nooit persoonlijk.”
Als in september dan blijkt dat er dan toch een Vivaldi-regering komt, denkt u dan: ik had daar ook kunnen zitten?
“Ik was gewoon blij. Ik dacht toen: voilà, zie je nu wel. Je hoeft dat niet eens luidop te zeggen. De mensen zien ook wel wie mee het moederschap heeft van deze regering.”
Heeft u al een kerstcadeau gekocht voor De Croo?
(verbaasd) “Neen, dat doe ik eigenlijk nooit.”
U gaf hem in 2011 de dvd-reeks van The West Wing toen hij als voorzitter niet u, maar Maggie De Block een plaats had gegeven in de regering-Di Rupo.
“Nog altijd een mooi cadeau. Daar zie je de politiek zoals die zou moeten zijn. Misschien moet ik hem dit jaar House of Cards geven. (giert het uit)
“(Ernstig) Alexander is de juiste man op de juiste plaats. Hij is voor de functie in de wieg gelegd, je moet het zeggen zoals het is. Nu is het al corona wat de klok slaat, maar hij vindt de juiste toon, hij doet dat goed. Een van de grote vragen is: wat nadien?”
Heeft u het met Lachaert bijgelegd? De dag dat hij voorzitter werd, hebben jullie een lang gesprek gehad. Wat zeggen jullie dan?
“Juist, op mijn bureau in de Melsenstraat. Enfin, sindsdien zijn bureau, dus. Dat was een gesprek van mens tot mens. Ik heb hem vooral laten weten dat ik geen schoonmoeder zal spelen. Ik ga voorlopig bijvoorbeeld niet naar het partijbureau. Maar als ik iets kwijt moet, dan zeg ik het ook. Ik zal een opiniestuk bijvoorbeeld wel even naar hem doorsturen.”
Zelfs uw tweets legt u aan hem voor.
(ontwijkend) “Ik weet hoe lastig het soms kan zijn een partij te leiden. Je beseft hoe gemakkelijk misverstanden kunnen ontstaan, hoezeer anderen dingen gaan zoeken die er niet zijn. Ik vraag geen toestemming, maar er is niets mis mee om even een seintje te geven. Je maakt wel deel uit van een partij.”
Anderen gaan uitgebreid verhaal halen in de media. Wij hebben een half jaar op dit interview gewacht.
“Dat was pas zalig. (lacht) Al die tijd geen journalisten aan de telefoon. Eerlijk? Er worden veel te veel politieke interviews gegeven waarin werkelijk niets wordt gezegd. Op den duur zie je niet anders dan talking heads die woorden produceren. Je kan haast op voorhand bedenken wat ze gaan zeggen: blablabla. Daarnaast doen politici nogal graag aan zelfbeklag. Dan denk ik, for Christ’s sake, besef eens hoe uitverkoren je bent. Maar iedereen gaat om met tegenslagen zoals hij of zij wil.”
Bent u het voorbije jaar eigenlijk veranderd?
“Het was een zeer moeilijk jaar voor mij als liberaal. Ik ben overtuigd van het nut van de coronamaatregelen, maar hoe rijm ik die met mijn overtuiging? Als je even opsomt: er is een avondklok. Mijn echtgenoot kreeg een beroepsverbod, zijn koffiebar moest dicht. Onze verplaatsingen werden in maart aan banden gelegd. En recent ging het over drones boven je tuin en de politie die zomaar zou binnenvallen. Mijn hele wereldbeeld stond op zijn kop.
“Maar dat geldt voor zowat elke overtuiging. Ik kan me perfect inbeelden dat een Vlaams-nationalist niet langer zomaar kan roepen dat Vlaanderen onafhankelijk moet worden. Het virus heeft helemaal geen onderscheid gemaakt, of je nu Nederlands, Frans of Chinees spreekt. De socialisten waren misschien eerst blij dat – tadaa! – de staat weer op de voorgrond trad. Maar ook zij zullen moeten erkennen dat de farmaceutische industrie ons komt redden met een vaccin. De big pharma, begot, met dank aan de vrije markt. Moesten we van de groenen niet allemaal compacter gaan wonen? Een eigen tuintje is wel van pas gekomen. En wat met dat overvolle openbaar vervoer in coronatijden? En hoe leggen de christendemocraten uit dat we onze eigen familie nog amper mogen zien en zelfs geen kerst kunnen vieren? Iedereen is op zijn limieten gestoten, en er zal dus iets anders moeten komen.”
Hoe ziet u dat dan?
“Er is maar één relevante opdeling momenteel. Langs de ene kant zijn er de systeempartijen, langs de andere de antisysteempartijen, Vlaams Belang en PVDA. Ik maak een andere analyse dan De Wever, want die plaatst de N-VA er nog middenin. Dat is niet meer dan een tactisch handigheidje. N-VA is een beleidspartij: ze bestuurt al veertien jaar lang mee in Vlaanderen, levert de minister-president. Ze zullen dat niet graag horen, maar in essentie gaan de projecten van de Vlaamse en federale regering ook nog eens grotendeels in dezelfde richting.
“De échte vraag is nu: hoe krijgen we die 30 procent of meer die extreem stemt, weer mee? Want dat was voor mij de echte schok na de verkiezingen van 2019: het Vlaams Belang staat er weer, PVDA komt op. Momenteel preekt iedereen voor de eigen kerk. Je kan proberen van elkaar vliegen af te vangen, maar de mensen buiten je eigen speelveldje bereik je niet. Veel politici en media onderschatten dat nog steeds. Die mensen zijn niet plots verdwenen. De vorige verkiezingen waren het sein: we moeten over die tegenstellingen heen. We moeten niet meer denken in de hokjes van partijen.”
Heeft u het over een breed kartel, een nieuwe beweging?
“De vorm is op dit moment van minder belang. Het begint allemaal met de juiste analyse te maken. De volgende stap is uitmaken waar het debat de komende jaren écht over moet gaan. Alleen zo breek je uit steeds datzelfde speelveld.”
Alsof de liberale partij in het jaar van haar 175ste verjaardag zichzelf overboord zal gooien.
“Het liberalisme is meer dan enkel een partij, het is een filosofie, een levenshouding. Een jubileumfeest alleen zal niet volstaan om te overleven. Na dit jaar moet niemand verbaasd zijn dat het liberalisme op sterven na dood is. We zullen het samen moeten heruitvinden, en geen klein beetje. Het liberalisme heeft dat al vaker gedaan en bewezen dat het kan. Iedereen zal mee moeten nadenken over grondrechten en vrijheden bijvoorbeeld, los van het feit dat je een partijkaart hebt of niet. Het is niet met een interview van Gwendolyn Rutten dat de antwoorden zullen komen. Ook mijn ideeën zijn nog in beweging en overstijgen het partijdenken.”
Waar moet het debat volgens u dan wel over gaan?
“Wel, we moeten durven kijken naar de grote internetspelers, die veel schadelijker zijn dan we allemaal denken. Ik wil geen drones met warmtecamera’s boven mijn huis, maar is het wel oké dat een groot privébedrijf via onze telefoon mijn hele privéleven kent en zelfs kan binnenkijken in mijn huis?
“Big tech is voor mij op dit ogenblik een groter probleem dan big government, waar ik sowieso als liberaal de nodige argwaan tegen heb. Onze maatschappij is in sneltempo gedigitaliseerd, met nog een extra turbo door corona. Iedereen zoomt, volgt les van thuis uit, bestelt online. Wel, we moeten onze maatschappij daarop inrichten. We moeten Facebook, Google en Amazon eindelijk eerlijk belasten, daar zijn de eerste aanzetten op Europees vlak al voor gegeven.
“Maar het gaat niet enkel over fiscaliteit. Als liberaal heb ik het charter getekend opdat Amazon zijn werknemers beter zou behandelen. De sociale media moeten gewezen worden op hun verantwoordelijkheid als het gaat over desinformatie. Ik vind het compleet vreemd dat wij discussies zitten te voeren op ne schopsteel van wat ze van oudsher partijen noemen. Waarom zouden we onze krachten niet bundelen? Het echte gevecht zit daar, niet in de debatjes die elke week in het parlement plaatsvinden.”
Maar gaat u met zo een debat de Vlaams Belang- of PVDA-kiezer overtuigen?
“Natuurlijk wel. Heel concreet: door de fiscaliteit te richten op de digitalisering, kan je de belasting op arbeid eindelijk laten zakken. Mocht ik van een wit blad beginnen, dan zou ik op elke onlinetransactie een belasting heffen aan een heel erg lage voet. Door het immense volume lopen de inkomsten dan snel binnen. Zo hebben we een nieuwe bronheffing, zoals we destijds ook de btw hebben uitgevonden. Zo vinden we een manier om die nieuwe samenleving substantieel te financieren.”
De kosten komen weer bij de burger.
“De brede schouders gaan automatisch een groter deel van de koek betalen, gezien het volume aan verrichtingen. Elke andere discussie over ‘eerlijkere belastingen’ blijft gepruts in de marge. Bijkomend voordeel: elke digitale transactie laat sporen na, waardoor gefoefel lastig wordt. Als je die discussie zou voeren: waar liggen de breuklijnen dan? Niet per se tussen liberalen en socialisten, denk ik. Je zal binnen elke partij andere geluiden horen.”
Kunt u zich een dag voorstellen zónder politiek?
“Zonder nationale politiek wel, dat heb ik gemerkt het afgelopen jaar. Het deed me deugd, weg te zijn van die mallemolen. Hoe vaak kwam ik ’s avonds laat of ’s nachts thuis en vroeg ik me af: waar ging dit eigenlijk over vandaag? Het gaat over een heel klein kransje, op een kleine afstand van elkaar, die elkaar kunnen opdraaien op een manier die nog weinig te maken heeft met wat er buiten werkelijk gebeurt.”
Heeft u het voorbije jaar de verloren tijd kunnen inhalen?
“Zeker. Door corona zaten we plots met het hele gezin thuis, ook mijn dochter die normaal op internaat zit. Tijdens de regeringsonderhandelingen kruis je elkaar af en toe, enkel bij het ontbijt op zondag zagen we elkaar allemaal. Nu eten we minstens twee keer per dag samen. We speelden gezelschapspelletjes, gingen op wandel. Ik geloof dat mijn kinderen ook soms dachten: ‘Aargh, ons moeder is daar weer’.”(lacht)
Denkt u nu: even door de woestijn, straks komt er wel iets op mijn pad?
“Er is hier weinig woestijn in Aarschot. (lacht) Als burgemeester is het hands on, elke dag. Wat je moet weten in de politiek: er is geen uitgestippeld plan. Het is een medaille met twee kanten. Soms is het zwaar balen, soms draait het totaal onverwacht heel positief voor je uit.”
Bron: https://www.demorgen.be/politiek/gwendolyn-rutten-het-was-een-moeilijk-jaar-als-liberaal~b7e7093e/