België blijft het gevaar van aanslagen nog zwaar onderschatten

 Tien jaar na de opkomst van radicale organisaties als Islam4UK, Sharia4Belgium en Forsane Alizza, acht jaar na het vertrek van de eerste geradicaliseerde moslimjongeren en jongvolwassenen naar Syrië en Irak en zes jaar na de start van de terreurgolf in westerse landen (2014-2017) met onder andere 22 maart in ons land, blijft België het gevaar van aanslagen nog steeds zwaar onderschatten.

De opkomst van Sharia4Belgium tien jaar na 9/11 was het zoveelste teken aan de wand. De initiatiefnemers: van de seculiere samenleving vervreemde moslimjongeren en jongvolwassenen die opgroeiden in de gepolariseerde wereld post 11 september. Het doel: het kalifaat herstellen en de sharia invoeren.

In 2012 vertrokken de eerste geradicaliseerde moslimjongeren uit België om er te vechten tegen het regime van Assad en een islamitische staat te vestigen: zowel leidinggevende figuren binnen Sharia4Belgium als jongeren en jongvolwassenen die geen lid waren van deze organisatie, maar ook vatbaar waren voor radicaal-islamitische ideologie. In Syrië sloten ze zich aan bij radicaal-jihadistische groepen. Het was niet meteen voor iedereen duidelijk dat alle ‘Syrië-strijders’ en geradicaliseerden, dus niet enkel de hardcore jihadisten, een potentieel gevaar vormden voor de nationale veiligheid. Hoe dan ook, de terreuraanslagen volgden elkaar in alarmerend tempo op in het Westen, om nog maar te zwijgen over het bloedvergieten in de moslimwereld.

Zo waren er in 2014 aanslagen op het Joods Museum, in Saint-Jean-sur-Richelieu, Ottawa en Joué-les-Tours. In 2015 waren er aanslagen op Charlie Hebdo, Montrouge, en de joodse supermarkt Hyper Cacher in Parijs, de aanslag in Kopenhagen, de aanslag in Saint-Quintin-Fallavier, de mislukte aanslag op de Thalys, de aanslagen in Parijs. In 2016 waren er de aanslagen van 22 maart in ons land, de bloedige aanslag in Nice, de aanslag op de kerstmarkt in Berlijn. In 2017 waren er verschillende aanslagen in Londen en een in Manchester. De voorbije drie jaar vonden er nog geregeld aanslagen plaats, maar duidelijk minder dan de jaren voordien. Dat was deels het gevolg van de militaire nederlagen van IS en de val van het ‘ IS-kalifaat’.

In 2017 bevonden er zich bovendien niet alleen een 280-tal Belgische ‘foreign terrorist fighters’ in Syrië en Irak, van wie een groot deel zou gedood zijn, maar waren er ook 125 naar ons land teruggekeerd, van wie er negen overleden bij de terreuraanslagen in Parijs en Brussel, en tientallen onder voorwaarden werden vrijgelaten. Tientallen personen ondernamen een poging om zich bij terroristische organisaties aan te sluiten of hadden de intentie om te vertrekken.

ZESTIG VEROORDEELDEN

Een groot probleem, zeker als daar de zestig veroordeelde terroristen en geradicaliseerde gedetineerden worden bijgerekend die voor eind 2021 de gevangenis zullen mogen verlaten. Daarbij komen ze terecht in gepolariseerde samenlevingen. De recente gebeurtenissen in Frankrijk bevestigen alleen maar hoe groot de kloof wel is tussen het Westen en de moslimwereld. Ondertussen herleeft, mede door de coronapandemie, IS in Syrië en Irak, waar de terreurgroep dagelijks aanslagen pleegt. Het oplaaiend geweld in Frankrijk speelt IS en zijn aanhangers in de kaart. Daar maken ze gretig gebruik van.

De doodgeschoten dader van de aanslag in Wenen werd vorig jaar nog veroordeeld tot 22 maanden gevangenis omdat hij naar Syrië probeerde te reizen om zich bij IS aan te sluiten, maar werd vervroegd vrijgelaten onder voorwaarden. Al in 2014 pleegden geradicaliseerde individuen die werden tegengehouden op hun reis naar Syrië aanslagen in hun thuisland. Wat is er veranderd?

Tijdens mijn verblijf ik het VK, waar ik vorig academiejaar studeerde, werden liefst drie terreuraanslagen gepleegd. De daders van twee van die aanslagen (bij London Bridge en in Streatham) waren eerder voor terrorisme veroordeeld. Het probleem is dus niet alleen dat terroristen terugkeren en vrijkomen, maar vooral dat de straffen niet streng genoeg zijn. Laat het duidelijk zijn: vijf jaar na de aanslagen in Parijs en een massa andere aanslagen verder, is er nog steeds geen doordacht beleid, ook niet in België.

Zo’n beleid moet zich toespitsen op het strenger bestraffen van aan terrorisme gerelateerde misdrijven, een betere begeleiding en opvolging van geradicaliseerden en voor terrorisme veroordeelde gedetineerden. Een juiste inschatting van de mate van radicalisering is essentieel, wat de afgelopen jaren, ook nu in Wenen, een groot probleem was. Ook preventief is er nog veel werk aan de winkel: een grote rol is weggelegd voor het onderwijs dat moet blijven inzetten op kritisch denken en burgerschap. Ook zijn er meer middelen voor de veiligheidsdiensten nodig die internationaal moeten samenwerken om geradicaliseerde individuen op hun eigen grondgebied beter te monitoren.