Vooruit, zo zal de nieuwe naam van sp.a luiden wanneer eind dit jaar een congres het voorstel van Conner Rousseau wellicht met veel enthousiasme zal goedkeuren.
Bottomline die verder niet centraal zal staan: de socialistische beweging. Daarmee zitten de Vlaamse socialisten al aan hun vierde naamsverandering sinds Hendrik De Man in mei 1940 de Duitse bezetter ter wille was en de Belgische Werkliedenpartij (BWP) ontbond. De unitaire, in de clandestiniteit gestichte Belgische Socialistische Partij splitste in 1978 in een Waalse PS en een Vlaamse SP nadat werd vastgesteld dat Vlaamse en Franstalige kameraden al zeker een jaar niet meer samen vergaderd hadden.
MARKETING
De geschiedenis lijkt zich vandaag ietwat te herhalen, want in 2001 trad Patrick Janssens aan met een project van partijvernieuwing gebaseerd op een generatiewissel, zoals Rousseau nu ook voorstaat. Vreemd genoeg bedacht de Antwerpse ex-reclameman een wel erg stroeve naam, sp.a, waarbij de ‘a’ vaag voor ‘anders’ stond.
Bij de bekendmaking van die naam ging Janssens er op het partijcongres prat op dat hij die geheim had kunnen houden. Slechts weinig militanten protesteerden over een gebrek aan interne democratie bij een zo belangrijke beslissing. Janssens gold immers als de deus ex machina die de partij – nadat Louis Tobback ze van de nakende Agusta-ondergang gered had – nieuwe successen moest bezorgen. Dat dit bij Janssens gepaard ging met een overgang van politiek militantisme naar marketing werd erbij genomen.
Ook nu, bij deze vierde naamverandering, wordt de voorzitter, als primus inter pares van een door zijn voorganger geprepareerde jonge garde, uitgespeeld als de personificatie van vernieuwing. Met taal, kledij en andere codes moet hij de aandacht en stemmen winnen van een jongere generatie in een tijdperk gedomineerd door sociale media.
MEER DAN SYMBOLISCH
Met een sense of urgency ten aanzien van de politieke blokkering en een discours over verantwoordelijkheidszin compenseert Rousseau die ogenschijnlijke lichtvoetigheid. Met de verwijzing naar het verleden – Vooruit, de Gentse met de BWP verbonden coöperatieve – moet hij de oudgediende en meer klassieke basis behouden.
Een knipoog naar het verleden, noemt Rousseau deze nu reeds als slim omschreven keuze, vanwege een voorzitter die er tot voor kort prat op ging dat geschiedenis hem niet interesseerde en dat zijn aantreden als voorzitter een soort begin van politieke tijdrekening vormde. Weinigen fronsten de wenkbrauwen toen Rousseau decreteerde dat vanaf zijn aantreden sp.a had opgehouden een partij te zijn en een beweging was geworden.
Die ‘beweging’ krijgt nu een nieuwe naam, maar het gaat om meer dan een loutere symbolische ingreep. Waar John Crombez – met Rousseau op de achtergrond – een ‘Go Left’-campagne inzette, ziet het ernaar uit dat Rousseau dat pad verlaat en zijn ‘beweging’ – naar de analyse van historicus Anton Jäger (DM 7/6) – wenst te herpositioneren als een Vlaamse variant van de Italiaanse Vijfsterrenbeweging.
Ook die zag het licht te midden van een politieke crisis en massaal wantrouwen van de burger ten aanzien van het politieke ‘bedrijf’.
De Vijfsterrenbeweging kende succes dankzij het charisma van het politieke buitenbeentje, Beppe Grillo. Net als de Italiaanse komiek identificeert de ‘atypische’ politicus Rousseau zich met “de mensen” die het “beu” zijn. Uit zijn werk met kansarme jongeren haalt hij een parler vrai en street credibility. Het kan hem “niet schelen” wie er in een regering zit”, als “het maar vooruitgaat”.
DEPOLITISERING
Dat populisme gaat gepaard met een technocratische aanpak van politiek, een zakelijkheid, die een grote depolitisering blootlegt. Dit maakt dat politieke keuzes en oriëntaties weinig ideologisch onderbouwd zijn maar ‘efficiëntie’ nastreven. Met wie je dan regeert, wordt ondergeschikt.
Het resultaat is dat je – net als de Vijfsterrenbeweging – zowel uiterst linkse drenkelingen aantrekt als met uiterst rechts in zee kan gaan. Het volstaat dat sociale eisen (minimumloon, pensioen, eerlijke fiscaliteit…) gecombineerd worden met een flinksheid ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers. In dat opzicht kijkt sp.a al een poos richting de Deense sociaaldemocratische premier Mette Frederiksen.
Dat is geen toeval. In zowat heel Europa meent de sociaaldemocratie soelaas te moeten vinden in een centrumopstelling die haar het liefst incontournable maakt en haar zowel ter linker- als ter rechterzijde coalitiegenoten kan opleveren.
Sensu stricto betekent dit dat de sp.a/Vooruit de strijd voor de heropleving van links inruilt voor een ander project. Die keuze wordt ook bij de Europese kameraden makkelijker sinds de ondergang van het Corbyn-project in het Verenigd Koninkrijk, blij als men was het project én de man te begraven, hoewel het de brexit was, en niet de linkse afslag, die Corbyn roemloos in het zand deed bijten.