Kan een nieuwe naam de socialisten redden?

De vraag of de naamsverandering van sp.a naar Vooruit succesvol wordt, is enkel te beantwoorden met een nieuwe vraag. Hoeveel vernieuwing dekt de nieuwe vlag van Conner Rousseau echt?

Als je vervelt naar iets moderners, kan ook de naam iets moderner worden. Het zou meer een bewegingsnaam mogen zijn, maar altijd met respect voor de tradities van de partij. Denk aan ‘En Marche’ (de beweging van Frans president Emmanuel Macron, BE).”
Woorden van Conner Rousseau in de gratis krant De Zondag van 23 juni 2019. De politieke neofiet Rousseau is dan bij het grote publiek nog vrij onbekend, en amper ingezworen als fractieleider in het Vlaams Parlement. Zijn partij likt nog de wonden van alweer een smadelijke stembusnederlaag, een maand eerder. Maar blijkbaar weet de jonge Rousseau dan al perfect waar hijzelf en zijn partij vandaag zouden uitkomen.
Typisch Rousseau, zou je de nieuwe naam ‘Vooruit’ kunnen noemen. Of alleszins: typisch voor de richting die de voorzitter zijn partij wil uitsturen. Vooruit, naar de socialistische coöperatieve waaruit het gelijknamige Gentse kunstencentrum is voortgekomen, klinkt vintage en dus een tikje hip. Helemaal in lijn kortom met de uitgesproken stijl die Rousseau zichzelf aanmeet op sociale media, en dan met name Instagram.
De naam doet inderdaad onvermijdelijk denken aan ‘En Marche’ van Macron, met dezelfde stuwende bijklank. Net als Macron wil Rousseau van zijn partij graag een beweging maken die, dixit de partijleider, “vecht tegen de verstarring in de politiek en mensen opnieuw verbindt in een positief, ambitieus en hoopgevend toekomstproject”.
Dat klinkt als een willekeurig marketingpraatje dat net zo goede van pakweg een groene of liberale partij had kunnen komen. Rousseau snoeide de voorbije tijd wel duchtig in de vermolmde regionale partijstructuren. Maar dat was ook van moetens, nu met het stemmenaantal de overheidsfinanciering wegsmelt. Een partij omvormen is nog wat anders dan uit het niets een succesvolle beweging starten, zoals Macron lukte.
Anderzijds is het nu of nooit voor politieke verandering vanuit het centrum. Vele klassieke West-Europese middenpartijen knokken voor hun overleven, zeker ook in het ‘radicaliserende’ Vlaanderen. De aandacht die nieuwkomer Rousseau op zichzelf en op de partij richt, lijkt daarbij de socialisten enig pril succes op te leveren. Een goed moment om jezelf opnieuw in de markt te zetten, kortom.
En ook inhoudelijk beweegt er wel degelijk wat. ‘Vintage’ wil zeggen dat modieus teruggegrepen wordt op de traditie. Ook dat klopt met de koers die de voorzitter poogt te varen. Het socialisme van Rousseau lijkt, voorbij de Instagram-oppervlakte, juist wat klassieker, met veel aandacht voor sociale eisen. Met de kosmopolitische groenen wordt het verschil groter, zoals onder meer bleek in de discussie over de stedelijke lage-emissiezones. Linkse kiezers zullen dus een helderder alternatief voor de kiezen krijgen.
Dat blijkt ook in de identiteits- en migratiedebatten die de socialisten al decennia splijten. Rousseau stuurt zijn partij meer de rechtsere, ‘Deense’ kant op, met veel nadruk op de integratieplichten voor nieuwkomers. Het zou tenminste een duidelijke, Tobbackiaanse keus kunnen zijn, na jaren van gezwalp tussen flinks en links.
‘Zou kunnen’, want het blijft voor socialisten een glibberig pad, dat weinig improvisatie en gestuntel duldt. Dat ondervond Rousseau zelf nog vorige week, en niet voor het eerst, toen hij in de talkshow Gert Late Night iets te vlot instemde met de stelling dat nieuwkomers die de taal niet wilden leren maar naar hun land moesten terugkeren. Het toont aan hoe een legitiem standpunt over de sociale impact van taalkennis snel kan veranderen in een stigmatiserend discours over onwillige migranten, als dat standpunt onvoldoende is doorgedacht.
Het noopt tot de vraag hoe diep de vernieuwing echt reikt. Die vraag valt maar moeilijk te beantwoorden. Omgebouwde structuren, wat contouren van koerscorrecties en nu dus een nieuwe naam: meer is er nog niet. Dat ‘meer’ is voor later, verluidt het.
Dat de naamsverandering tastbare inhoudelijke vernieuwing voorafgaat, mag niettemin tot enige scepsis stemmen. Opvallend evenwel: die kritiek valt intern niet of nauwelijks te horen.
Dat was vroeger weleens anders. Denk maar aan Caroline Gennez die in 2009 enkel maar de betekenis van de lettercombinatie sp.a wou veranderen van Socialistische Partij Anders in Socialisten en Progressieven Anders, om oud-VU’er Bert Anciaux & co binnen te takelen. Gennez werd openlijk op tv afgemaakt – het woord is niet overdreven – door nestor Louis Tobback, de minimale naamsverandering werd afgezwakt tot een nieuwe baseline.
Nu verdwijnt meteen het hele begrip ‘socialist’ uit de naam – voor het eerst sinds BSP na de Tweede Wereldoorlog uit de as van de Belgische Werkliedenpartij ontstond. Geen haan, of rode krokodil, die er naar kraait. Dat heeft ermee te maken dat de partij stilaan te klein wordt voor grote interne gevechten. De critici van weleer zijn uitgerangeerd omdat ze te oud zijn geworden of hun nationale mandaat kwijtspeelden.
Tegelijk is Rousseau wel zo slim om de lijn met de overblijvende sterkhouders open te houden. Zelf komt hij uit de politieke omgeving van Freddy Willockx in Sint-Niklaas, hij maakte zijn opgang in de partij met steun van John Crombez en Freya Van den Bossche, kreeg de zegen van de Tobbacks en houdt de lijn open met Johan Vande Lanotte. Dat scheelt alvast een hoop gekrakeel.