Er blijft nog één argument over om nieuwe verkiezingen af te houden: de angst voor nieuwe winst van radicaal-rechts en –links. Hoelang blijft dat argument democratisch nog houdbaar? Hoofdredacteur Bart Eeckhout analyseert de politieke week.
De grootste blunder van de week werd niet begaan door de culturele belhamel die wat tomaten mikte naar minister-president Jan Jambon (N-VA) bij de uitreiking van de Ultima-cultuurprijzen. Geen enkele flater komt nog maar in de buurt van de verantwoording van Vlaams viceminister-president Ben Weyts (N-VA) voor het dienstwagenbeleid van zijn regering.
“Ik denk dat je als minister, die in contact treedt met regeringsleiders, staatshoofden en top-CEO’s, toch nog ‘enige standing’ mag hebben”, trapte minister Weyts met beide voeten in de val die PVDA’er Jos D’Haese voor hem spande. “Wij zouden met een Toyota Corollo (sic) kunnen rijden of met de bus of met de trein komen.” Gaat niet gebeuren, zo besloot de Vlaamse minister, die dat van zichzelf een bijzonder geslaagde grap vond. Toyota is een van de laatste grote werkgevers in de automobielsector in ons land, maar dat voorts terzijde.
Het moet lang geleden zijn dat een toppoliticus nog zo neerbuigend het verschil gemaakt heeft tussen zichzelf en gewone mensen die hard moeten werken om voor een eigen auto te sparen. Mensen, kortom, die zouden kunnen overwegen om op een volkspartij als de N-VA te stemmen.
Ook de timing van de uitschuiver kon beter. Het is de minister mogelijk ontgaan vanuit zijn dienstwagen, maar het onbegrip en de irritatie over het onvermogen om een federale regering te vormen neemt toe. Dit is niet het beste moment om schertsend te doen over doorsneewagens waarmee de gewone Vlaming, als hij wat pech heeft, niet eens de stad meer in mag rijden.
Je merkt het aan kleine dingen. Kritiek op de nog altijd redelijk genereuze uittredings- en pensioenvergoedingen van verkozenen blijft net dat tikje langer kleven. Dat de verlamde federale regeringsonderhandelingen met krokus in reces gaan (weliswaar ook om de gemoederen te bedaren), stoot eveneens op onbegrip.
Vergissing
Toen in 2010 de regeringsonderhandelingen zich naar hun recordduur sleepten, leek het ongenoegen tastbaarder. Er kwam zelfs een heuse betoging van die een regering ‘eiste’. Niets daarvan vandaag. Daaruit zou je kunnen afleiden dat het vele burgers niet zo heel veel uitmaakt.
Dat zou weleens een vergissing kunnen zijn. Wees de manifestatiedrang in 2010 nog op een zekere constructieve betrokkenheid, dan lijken nu cynisme en afkeer te domineren. Het volk is bozer dan we denken.
Een glimp daarvan valt op te maken uit een belangwekkend onderzoek – geen opiniepeiling – van een team rond politicologe Karen Celis (VUB), waarover deze krant berichtte. Celis & co. onderzochten de houding van de Belg tegenover democratie en politiek. Valt het vertrouwen in de democratie nog wel mee, dan blijkt dat in politici en partijen op een almaar lager peil te staan.
Hoe meer je je in de studie verdiept, hoe meer je gealarmeerd raakt. Emoties die de grootste groep ondervraagden met politiek in België associeert: woede, onrust, bitterheid. Een kleine helft van de geënquêteerden meent dat politici ‘corrupt’ zijn, 60 procent denkt dat politici niet begrijpen wat er echt leeft bij de bevolking en een even grote groep vindt dat ze te lang aan de macht blijven.
Het meest verontrustende: de studie dateert van vlak na de verkiezingen van mei 2019. De mening over wat sindsdien politiek vertoond werd, is dus zelfs nog niet eens in rekening genomen. Je moet geen genie zijn om te vermoeden dat het chagrijn intussen alleen nog maar toegenomen is.
De resultaten vinden bevestiging in een andere recente studie, naar proteststemgedrag, van een ander team politicologen rond Ine Goovaerts (KU Leuven). Uit hun kiezersonderzoek blijkt eveneens dat, na jaren van stabiliteit, in 2019 het vertrouwen in politici en partijen plots significant gezakt is. Ook die cijfers dateren nog van voor de huidige impasse.
Hun onderzoek laat een interessante verschuiving zien. Trok in 2014 de N-VA vanuit de federale oppositie nog veruit de meeste stemmen aan in de groep met het laagste politieke vertrouwen, dan schuift die groep in 2019 naar het VB. Ondanks haar strategie van permanente campagne is N-VA dus toch haar anti-establishment-imago aan het kwijtraken.
Nog relevanter zijn de antwoorden over de beleidsthema’s die de stemkeuze bepaald hebben. Migratie en sociale zekerheid zijn de topantwoorden. Staatshervorming daarentegen schuurt tegen de absolute bodem: zelfs van de N-VA-kiezers noemt slechts 7 procent (!) het een prioriteit. Daar sta je dan met je confederalisme.
De cijfers zouden ook CD&V tot nadenken mogen stemmen. Bij monde van Koen Geens herontdekte ook die partij plotsklaps haar communautaire agenda als breekpunt. Bij de vorige stembusgang vond 1 (één) procent van de CD&V-kiezers dat belangrijk. Misschien zouden de christendemocraten zich beter zorgen maken over de 23,8 procent van hun electoraat die sociale zekerheid prioritair vinden. Wat zouden zij denken over het nogal strompelend gestarte welzijnsbeleid van minister Wouter Beke (CD&V)?
Stoomfluit
Leg je alle lastige cijfers samen, dan ontkom je niet aan de veronderstelling dat er zich een toxische gasbel van politieke onvrede aan het vormen is. Juist wat zovele kiezers niet meer appreciëren, hebben ze de voorbije maanden dubbel en dik gekregen: particratische tactieken.
Bij N-VA (en VB) heet het dat de impasse juist aantoont dat beleid onmogelijk is geworden in het verdeelde land. Klopt dat wel? Het land is niet per se meer verdeeld dan het twintig of dertig jaar geleden was, en ook de socio-economische prestaties zijn niet plots radicaal veranderd of verslechterd.
Het enige wat anders is, is wat ook professor staatsrecht Hendrik Vuye (ex-N-VA) in De afspraak opmerkte. Bij de dominante partijen N-VA en PS is er geen wil of geen kennis meer om onderling contacten te leggen en vertrouwen te winnen. Dan wordt coalities smeden inderdaad moeilijk. Ligt de blokkering dan aan het systeem of aan de actoren?
Terecht wordt gevreesd dat bij een nieuwe stembusgang enkel de radicalen garen kunnen spinnen. Hier wordt met vuur gespeeld. Maar, in tegenstelling tot wat de oud-ministers Karel De Gucht (Open Vld) en Yves Leterme (CD&V) suggereerden, zijn het niet de kiezers die de lucifers vasthouden.
Bovendien, hoe riskant nieuwe verkiezingen ook zouden zijn, in een democratie is een stembusgang niet de aansteker van de explosie. Het is veeleer de stoomfluit waarlangs te hoge druk kan ontsnappen.