Ecomodernisme: een nieuwe tint groen In dialoog met de Gentse ecomodernist Bart Coenen

Bart Coenen heeft een verleden bij Agalev (1999-2003) en de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt), waar hij van 2004 tot 2014 aan de slag was. Hij is de oprichter en hoofdredacteur van de ecomodernistische nieuwswebsite BackCover. Uit het vorig jaar gepubliceerde Ecomodernistisch Manifest, dat door Coenen in het Nederlands werd vertaald, spreekt de overtuiging dat de wetenschappelijke vooruitgang ons naar een duurzame toekomst stuwt. Het ecomodernisme is een nieuwe schakering van groen die gemengde reacties oproept, onder andere omdat ze controversiële technologieën omarmt zoals kernenergie en GGO’s. Oordeelt u vooral zelf.



Vroeger was u een traditioneel ecologist, nu bent u ecomodernist. Waarom bent u van kamp veranderd?



Ik was als student actief bij Jong Agalev, waar ik al snel radicaliseerde. Ik noemde mezelf donkergroen en heb nog gekampeerd in Doel om actie te voeren tegen de kerncentrale. Daarna ben ik beginnen werken bij Agalev.Het was de periode dat de groenen deel uitmaakten van de federale en Vlaamse regering. Ik was er allround medewerker, zowel inhoudelijk als organisatorisch actief op het partijsecretariaat, overal waar ik kon bijspringen. Uiteindelijk kreeg ik vast werk op de raadsledendienst, waar ik de groene OCMW-raadsleden ondersteunde. Dan kwamen echter de desastreuze verkiezingen van 2003. Zoals quasi iedereen bij Agalev stond ik op straat. Dat was voor mij een heel zware klap. Ik herinner me dat ik toen heel boos was op de kiezer. Ik vond het echt verkeerd dat de mensen niet voor de groenen stemden. Ik ben toen gedurende een half jaar thuis geweest om voor mijn oudste dochter te zorgen. Dat was de juiste beslissing, want zo kon ik afstand nemen van de partij. Na een tijdje werd ik opgebeld door Velt, de vereniging voor ecologisch leven en tuinieren. De coördinator van Velt in die tijd kwam ook uit de Agalev-stal. Ik was niet echt op zoek naar werk, maar ben uiteindelijk toch op het jobaanbod ingegaan. Ik heb er in totaal tien jaar gewerkt, van 2004 en 2014.
Mijn overtuiging is langzaamaan veranderd. In 2008 kreeg ik mijn eerste twijfels. Hoe je het ook formuleert, het kwam neer op het vertellen aan mensen wat ze wel en niet mogen doen. Het ging over diverse dingen zoals yoghurt in potjes, soorten cosmetica, etc. Heel concreet doet Velt ook aan tuinadvies. Zo geven ze adviezen over welke bestrijdingsmiddelen je al dan niet mag gebruiken. Daarbij maken ze een onderscheid tussen synthetische en natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Ze trappen daarbij in de ‘naturalistic fallacy’ (de naturalistische drogreden) door te focussen op de herkomst van het middel, in plaats van de toxiciteit. Zo kwamen er stilaan kleine barstjes in mijn overtuiging. Voorlopig bleef het bij bedenkingen op de aanpak, er was geen sprake van grote conflicten. Ik hield die bedenkingen voorlopig voor mezelf.


In mijn eigen leven probeerde ik altijd alles zo ecologisch mogelijk te doen. Vijftien jaar lang was ik vegetariër. In 2005 kregen we een dochter met downsyndroom. Ik probeerde altijd heel zuinig te zijn op alles, maar zij zette de kraan voortdurend open, trok het toilet wel tien keer door, enzoverder. Alle kleuters hebben wel een fase dat ze dat soort gedrag vertonen, maar bij onze dochter duurde dat heel erg lang. Die spaarzaamheidsmoraal die ik had kon ik haar niet aanleren. Als donkergroene was het voor mij lastig om daar mee om te gaan. Omwille van haar zwakke longen kochten we een wagen, want we konden echt niet met haar in de regen op de bus wachten. Ik hoor weleens dat ik vroeger een fanaticus was, en dat verwijt is eigenlijk wel terecht. Dankzij mijn dochter heb ik geleerd om dat fanatieke achter mij te laten. Het feit dat ze zoveel gezondheidsproblemen had heeft me ook doen inzien dat er in het leven meer was dan mijn ecologische obsessie. Groen zijn in je privéleven is één ding, maar als je dan ook nog de hele dag professioneel actief bent in een ecologische vereniging, wordt het wat veel. Ik had op een bepaald moment echt wel nood om aan mijn ecologische obsessie te ontsnappen.


Het tweede grote kantelpunt voor mij was de vernieling van de aardappelveldproef in Wetteren, in 2011. Door wat er daar gebeurd is, ging ik echt discussies aan op het werk. De directeur van Velt stond erop de activisten te steunen. Ik was het daar niet mee eens. Men heeft mij toen beloofd dat er intern een discussie ging komen over genetisch gewijzigde organismen (GGO’s), maar die is er nooit gekomen. Vooraf had ik de mening van collega’s die gespecialiseerd waren in het GGO-dossier altijd gevolgd. Ik heb die standpunten ook mee verspreid toen ik werkzaam was bij Agalev. Bij Velt heb ik in 2009 nog meegewerkt aan een anti-GGO campagne. Toen die gewelddadige actie plaatsvond had ik de bedenking: is dit het nu waard? Is dit het dossier waarvoor we geweld moeten gebruiken? Vervolgens ben ik met de wetenschappers van de veldproef gaan spreken.  Ik merkte dat die wetenschappers ook heel sociaal bewogen waren. Ze hebben helemaal geen kapitalistische drijfveren en willen, net als wij, de wereld verbeteren.


Ik ben toch tot 2014 bij Velt blijven werken. Ik had er vast werk en was er hoofdredacteur, dat hield me daar. Ik ben er uiteindelijk weggegaan omdat mijn geweten niet toeliet er nog langer te blijven. Ik koesterde lang de hoop dat ik intern iets ging kunnen veranderen. Over de GGO-kwestie botste ik echt op een muur, daar was geen discussie over mogelijk. Het was voor mij duidelijk dat het een ideologische stellinginname betrof, en geen weloverwogen, op wetenschappelijke inzichten gebaseerd standpunt. Ik ben blij dat ik uiteindelijk de stap gezet heb en vertrokken ben.


Ben je nu in je persoonlijke levensstijl veel minder bezig met ecologie dan vroeger?



Ik ga er veel pragmatischer mee om dan vroeger. Vroeger kocht ik alles biologisch, maar nu ben ik er niet meer van overtuigd dat je er beter mee af bent dan met niet biologische producten. Bovendien zijn biologische producten vaak een pak duurder. Het is een complex verhaal: het hangt echt van product tot product af of je er goed aan doet de biologisch geteelde variant te kopen. Ik ben wel nog steeds iemand die liever de fiets of het openbaar vervoer neemt dan de auto, terwijl we voor onze verbouwingen ook bewust voor ecologische materialen hebben gekozen. Daarnaast ben ik ook geen vegetariër meer, omdat ik merkte dat ik me beter voelde als ik af en toe vlees at. Iets wat ik mensen uit de traditionele groene beweging verwijt is de hypocrisie. Velen verkondigen wat de mensen moeten eten en wat ze wel of niet mogen doen, terwijl ze zelf een grote ecologische voetafdruk hebben.


Het ecomodernisme zet sterk in op technologie. Is er daarnaast geen maatschappelijk-economische verandering nodig?



De ecomodernisten staan ook echt wel voor maatschappelijke verandering. Als het gaat over ontwikkelingslanden bijvoorbeeld, kiezen de ecomodernisten duidelijk om het Zuiden te laten ontwikkelen door economische groei te stimuleren. Door pakweg een Indiër een zonnepaneel te geven, waarmee hij gedurende een gedeelte van de dag koffie kan zetten, ga die groei niet bewerkstelligen. De mensen daar moeten over goedkope stroom kunnen beschikken, 24 uur per dag. Wil je echte economische ontwikkeling in de Derde Wereld, dan moet je er mee leven dat het een industriële ontwikkeling zal zijn. We moeten afstappen van het paternalistisch idee dat ze in het Zuiden wel zonnepanelen mogen gebruiken, maar geen nucleaire energie. Wanneer landen een economische ontwikkeling doormaken, zie je ook dat het geboortecijfer omlaag gaat. Tijdens de laatste klimaatconferentie kon je het weer lezen: “de olifant in de kamer, met name de overbevolking, wordt niet aangepakt. Ik word een beetje kregelig als men over overbevolking spreekt. Economische ontwikkeling zorgt sowieso voor een afremming van de bevolkingsgroei, maar het hoofddoel is natuurlijk dat mensen uit de armoede worden getild.


Eeuwige groei op een eindige planeet, is dat mogelijk?



Ik denk dat dit mogelijk is dankzij het onbegrensd menselijk vernuft. Onze planeet is natuurlijk wel begrensd. Op is op. Ik maak me ook zorgen over de uitputting van bepaalde grondstoffen, zoals onze fosforvoorraden. Het is natuurlijk wel zo dat er substitutie kan gebeuren. Tijdens de industriële revolutie zijn we overgeschakeld van biomassa op steenkool als energiebron. Dat ging gepaard met milieuproblemen, maar tegelijkertijd is er zo wel heel wat bos gespaard. Dat is ook één van de kerngedachten van het ecomodernisme: technologieën zorgen voor trade-offs, maar we moeten gewoon nuchter de voor- en nadelen met elkaar afwegen.


Gaat het niet eerder over de vraag of wij hier in het Westen wel twee koelkasten per gezin nodig hebben, of twee wagens? Hoeveel is genoeg?



Dat is een heel mooi verhaaltje waar ik ook jarenlang in geloofd heb. Persoonlijk ben ik van mening dat dit fel overdreven wordt.  Ik vind het vreemd om steeds te horen dat wij overconsumeren. Er zijn ook veel mensen hier bij ons die graag wat meer zouden willen uitgeven, maar dat niet kunnen omdat ze het financieel moeilijk hebben. Er is een financiële crisis geweest die voor veel mensen een negatieve impact heeft gehad. Bij die mensen moet je niet afkomen met het verhaal dat ze het met minder moeten doen. Ik heb wel problemen met buitensporige consumptie, zoals je ziet bij sommige vedetten en voetballers. Daarnaast zijn er gunstige tendensen bij de consument die spontaan ontstaan. Zo is het gemiddeld watergebruik gedaald, net als de vleesconsumptie.


Onze veel te hoge ecologische voetafdruk geeft toch aan dat we serieus boven onze stand leven?



Ontkoppeling, waarbij economische ontwikkeling loskomt van milieudruk, zorgt ervoor dat er terug ruimte vrijkomt. Ecomodernisten zijn het er met traditioneel groen over eens dat we moeten evolueren naar een systeem dat duurzaam is. De ecomodernisten willen alle mogelijke technologische oplossingen die naar dat doel kunnen leiden omarmen, terwijl klassieke ecologisten a priori bepaalde technologieën uitsluiten.  De oplossingsruimte van traditioneel groen wordt op die manier veel kleiner. Zo laat je een aantal interessante mogelijkheden om tot een duurzame wereld te komen liggen. Kernenergie is daarvan een goed voorbeeld. Volgens de groenen moeten we ons beperken tot hernieuwbare energie. Door kernenergie opzij te schuiven wordt het veel moeilijker om zonder fossiele energie aan de elektriciteitsvraag te voldoen.


De keuze van de federale regering om de kerncentrales tien jaar langer open te houden zorgt er toch net voor dat de sector van de hernieuwbare energie kansen wordt ontnomen?



We zitten nu een stroomoverschot, maar dat zal niet zo blijven. Na 2017 zullen we die stroom wellicht wel nodig hebben, uitgaande van de economische groei en omdat er een aantal andere centrales zullen sluiten. Ik vind dat we in de eerste plaats de steenkoolcentrales moeten sluiten. Daarnaast ben ik een koele minnaar van biomassa. Slechts 10% van biomassa bestemd voor energieopwekking kan duurzaam geproduceerd worden.


Je kan daarvoor toch allerlei reststromen gebruiken, bijvoorbeeld van de landbouw?



Als je dat doet, neem je eigenlijk voeding weg van je land. Ik heb mijn bedenkingen bij het potentieel van biomassa. Daarmee wil ik niet zeggen dat we het onderzoek daarnaar moeten stoppen. Een ander verhaal is wat we in Duitsland zien. Ze produceren daar na hun ‘Energiewende’ wel veel groene stroom, maar biomassa maakt daar een heel groot aandeel van uit. Het publiek heeft de neiging het aandeel van zonne- en windenergie te overschatten.


Er is toch een studie die aangeeft dat we tegen 2050 in Vlaanderen 100% hernieuwbare energie kunnen halen?



Ze vergaten er wel bij te zeggen dat het een louter theoretische oefening betreft. Er wordt in de studie ook uitgegaan van technologische vooruitgang waarover veel onzekerheid bestaat. Zo werd er verondersteld dat de opslag van energie veel beter zal worden, maar als we het zonder fossiele brandstoffen willen doen met de middelen en technologieën die we nu voorhanden hebben, zullen we zeker kernenergie nodig hebben. 

Een windmolen kan je gemakkelijk cofinancieren met kennissen in je buurt. Voor kernenergie heb je een monopolie nodig.



Het verhaal van 100% hernieuwbare energie is heel aantrekkelijk, terwijl kernenergie een beetje tegen een negatief imago opbokst. Dat heeft voor een stuk te maken met de machtsconcentratie bij bedrijven zoals Electrabel. Er zijn een hele reeks nieuwe technologieën in ontwikkeling die een heel andere aard hebben. Sommige daarvan zijn bijvoorbeeld kleinschaliger en door de verbeterde technologie ook nog veel veiliger. Ik hoop dat de mensen daarmee wel overtuigd zullen geraken. De sector van de kernenergie heeft nu echt wel de taak om de harten van de mensen terug voor zich te winnen. Het is trouwens niet omdat ik voorstander ben van kernenergie, dat ik automatisch ook voor het langer openhouden van Doel en Tihange pleit. Een traditionele ecologist neemt een “kernenergie-no way” houding aan, terwijl een ecomodernist kernenergie zeker ziet zitten op plaatsen waar dat nuttig is. Misschien wel het basisprincipe van het ecomodernisme is het niet a priori-uitsluiten van technologieën.


De grondstof voor kernenergie is hier niet voorhanden en kan na verloop van tijd schaars worden, terwijl je aan het einde van de keten bovendien nog met het nucleair afval zit. Dit kan je toch bezwaarlijk duurzaam noemen?



Van het uranium dat nu als grondstof dient, wordt slechts 8% effectief gebruikt. Wat we nu nucleair afval noemen, is eigenlijk uranium dat nog voor ruim 90% bruikbaar is. In de kerncentrales van de toekomst kan dat afval gebruikt worden als grondstof. In feite is kernafval niet zo’n groot probleem, zo lang het ergens veilig ligt opgeslagen. Je hoeft het niet eens onder de grond te stoppen, bovengrondse opslag is ook perfect veilig. We doen altijd heel paniekerig als het over kernafval gaat, terwijl chemisch afval beslist ook niet zo onschuldig is. Als er een incident is in het niet-nucleaire gedeelte van een kerncentrale, dan is het de dag erop voorpaginanieuws. Als er iets gelijkaardig zou gebeuren in een chemische fabriek, dan haalt dat de voorpagina’s niet. De mensen denken natuurlijk meteen aan Tsjernobyl en Fukushima, maar die rampen vielen uiteindelijk ook heel erg mee. De mensen zijn enorm bang gemaakt voor kernenergie, terwijl er heel wat veilige en schonere vormen van kernenergie op komst zijn, denk maar aan kernfusie en thoriumreactoren.


De ecomodernisten kiezen resoluut voor intensieve landbouw, maar daar gaan toch heel wat milieuproblemen mee gepaard?



De technologische vooruitgang staat niet stil, ook in de landbouw. Denk maar aan precisielandbouw, waarbij technieken toelaten om net de juiste hoeveelheid bemesting of bestrijdingsmiddel toe te dienen afhankelijk van plant tot plant. In de toekomst zullen daarvoor ook drones worden ingezet. Wie weet waar we staan over tien, vijftien jaar. Wat mij betreft moet er niet overal aan intensieve landbouw worden gedaan. Er zijn heel wat interessante landbouwtechnieken die hun oorsprong vonden in de biologische landbouw, de bestrijding van plagen met natuurlijke vijanden bijvoorbeeld. Volgens mij is er een mooie synergie mogelijk tussen biolandbouw en biotechnologie. Mijn droom voor de landbouw van de toekomst is dat de beste technieken van de biolandbouw met die van de intensieve landbouw worden gecombineerd om tot een zo duurzaam mogelijke voedselproductie te komen.  Als je als bioboer gebruik kan maken van de beste gewassen, die op zichzelf al resistent zijn tegen bepaalde plagen, dan ga je er toch voor? Waarom zou je die veelbelovende technologie laten liggen? Ik hoop dat er in Vlaanderen toch één bioboer is die er zo over denkt, zodat anderen kunnen volgen. 


Bij intensieve landbouw denken we vooral aan grote lappen grond in de Verenigde Staten. Bij ons is de situatie anders. Wat wij hier intensieve landbouw noemen, noemen ze in Amerika kleinschalig. Het basisidee over landbouw in het ecomodernistisch manifest is dat intensieve landbouw er voor zorgt dat je op een andere plaats de ruimte kan sparen. Als je alles biologisch wil doen, dan zal je wellicht het vlees van je menu moeten schrappen. Ik ben zelf niet tegen vleesmatiging, maar ik zou er absoluut geen punt van willen maken om iedereen te doen overschakelen op het vegetarisme. Ik ben gestopt met zeggen wat andere mensen moeten doen (lacht). Onderzoek toont aan dat de biodiversiteit op biobedrijven groter is dan op conventionele landbouwbedrijven, maar de opbrengst is wel een pak lager, waardoor het landgebruik hoger is. Als je kiest voor intensieve landbouw, dan kan je de uitgespaarde grond met rust laten, waardoor de biodiversiteit in die ‘wildernis’ nog veel groter zal zijn. Het idee is dat je die biodiverse hotspots actief beschermt, en op andere plaatsen voor intensieve landbouw kiest.


De landbouw in Vlaanderen is exportgericht. Zo wordt er veel vlees geproduceerd voor buitenlandse markten. Kunnen we het schaarse land dat we ter beschikking hebben niet beter gebruiken voor korteketenlandbouw?



Ik ben ervan overtuigd dat ons voedselsysteem op wereldhandel moet gebaseerd zijn. Als er ergens een misoogst is, kan je jouw voedsel ergens anders aankopen. Groene fanatiekelingen willen ons enkel lokale seizoensproducten doen eten, maar als de oogst tegenvalt, moeten we dan vergaan van de honger? Als we hier in Vlaanderen op een zeer intensieve manier efficiënt vlees kunnen produceren, is dat een goede zaak, want er is sowieso vraag naar dat vlees en elders zou men het wellicht produceren met een grotere milieu-impact. Bovendien zal de dierlijke productie in de toekomst nog efficiënter worden. Versta me niet verkeerd, ik vind niet dat we heel Vlaanderen moeten opofferen voor intensieve landbouw, er moet zeker plaats zijn voor natuur. Wat ik een grotere bedreiging voor de natuur vind dan de landbouw, is het tempo waarmee we de open ruimte volbouwen. De ruimtelijke ordening in Vlaanderen is een ramp. Op dat vlak blijf ik een traditionele groene. We moeten inzetten op duurzame steden en de open ruimte daarrond vrijwaren.
Als we de gronden rond Gent die nu voor intensieve veeteelt worden ingezet zouden omvormen tot land voor korteketenlandbouw, zouden we dan niet aan voldoende voedsel geraken?



Als je een dictatuur zou installeren, die mensen zegt wat ze mogen eten en wanneer ze dat mogen eten, dan zou dat heel misschien wel lukken. Dat vat mijn visie daarop samen (lacht). Ik geloof niet in dergelijke dromen. Je kan dat misschien theoretisch onderzoeken, maar ik geloof niet dat je dat in de praktijk kan brengen. Ik vind het goed dat er zulke stadslandbouwprojecten bestaan, maar ze tonen wel aan hoe beperkt de mogelijkheden ervan zijn. Ik was ooit betrokken bij volkstuinen in het Rabot, die door Velt werden opgevolgd. Er werd een feest gegeven en de mensen uit de buurt kwamen eten van de oogst. De conclusie die werd gemaakt is dat de buurtbewoners konden gevoed worden met de opbrengst van die volkstuinen. Ik had onmiddellijk de bedenking: “voor hoeveel dagen en hoeveel volk”? Die projecten bevorderen de sociale cohesie te bevorderen en hebben educatieve waarde, maar de stad zullen ze niet kunnen voeden.


Het is toch goed dat mensen dergelijke dromen koesteren?



Ik heb ook nog dromen, maar ik wil niet meer in de val van de naïviteit trappen. Ik heb in mijn tijd bij de groene beweging veel te veel naïeve mensen gezien. Ik heb mensen ontmoet die me vertelden dat alles wat ze aten van de CSA (community supported agriculture) kwam. Ze vergeten dat zoveel van wat ze naar binnen spelen niet van die CSA komt. Denk maar aan chocolade, koffie, bier, brood, etc. Veel projecten rond stadslandbouw gaan heel enthousiast van start, maar houden er ook snel mee op, omdat het niet winstgevend blijkt te zijn of omdat mensen moeten bekennen dat de fysieke arbeid te zwaar voor hen is. Ik zie mensen met veel engagement daaraan beginnen, maar zich na een paar jaar weer settelen in hun burgerlijk leventje. Ik vind dat het stadsbestuur de mensen een rad voor de ogen draait door zo hard te focussen op het korteketenverhaal. Ik zou het dan ook jammer vinden dat de stad buitensporig veel geld uitgeeft aan stadslandbouwprojecten die als voornaamste doel hebben het imago van de groene partij op te poetsen.


Wat vind je van andere realisaties van het stadsbestuur, zoals het mobiliteitsplan?



Ook rond mobiliteit ben ik een techno-optimist: ik denk dat we in de toekomst met een app op onze smartphone een zelfrijdende auto oproepen. Ik zie particulier autobezit daardoor op termijn verdwijnen. Bovendien zullen die zelfrijdende auto’s mogelijk op waterstof of elektriciteit rijden. Maar op korte termijn evolueren we inderdaad naar een situatie waarbij de stad meer en meer autoluw zal worden. In het begin is er steeds weerstand tegen dergelijke plannen, maar na tien jaar is men dat al lang vergeten.


Dirk Holemans, Gents gemeenteraadslid voor Groen en coördinator van de ecologische denktank Oikos, vermoedt dat ecomodernisten de bestaande machtsverhoudingen in stand willen houden. Hij noemt het ecomodernisme “de schaapsvacht van de big industrie”. Wat is daarvan aan?



Groenen houden er niet van als anderen een karikatuur van hen maken. Ik vind dat ze zichzelf daar ook niet aan mogen bezondigen. Volgens mij is de reactie van Holemans gewoon een poging om het ecomodernisme te demoniseren. Wij komen op het terrein van de traditionele groenen, we zijn als het ware concurrentie die zo snel mogelijk de kop in gedrukt moet worden. Als het ecomodernisme niet dood kan worden gezwegen, is het plan B om er een karikatuur van te maken. Hoe denken de groenen trouwens de gewenste maatschappelijke verandering te verkrijgen? Geloven ze in de revolutie? Als je de doelstellingen pas kan bereiken door de samenleving te ontwrichten, lijkt het me moeilijk daar een draagvlak voor te vinden. Ik sta niet zo negatief tegenover het kapitalisme. Mensen mogen gerust geld verdienen met goede vondsten. Het allerbelangrijkste voor mij is dat het ecomodernisme het humanisme terug verenigt met het ecologisme. Het zet de mens terug centraal, terwijl het donkergroen ecologisme de mens beschouwt als een soort die de natuur alleen maar schade toebrengt.


Je kan toch niet ontkennen dat wat de ecomodernisten verkondigen, bepaalde politieke partijen als muziek in te oren klinkt?



Ik wil het positief bekijken. Ik merk dat er bij de meeste partijen interesse is voor de ecomodernistische visie. Dit toont aan dat er, over de partijgrenzen heen, interesse is voor die vernieuwende ideeën. Ik heb contacten bij alle partijen, behalve bij Vlaams Belang. Mijn contacten bij Groen staan wel negatief ten opzichte van mijn ideeën. 


Zijn er dan geen mensen bij Groen die daar anders over denken?



Ik moet ze in ieder geval nog leren kennen. Mensen als Bart Staes en Dirk Holemans zijn ideologische hardliners die heel fel de partijlijn proberen te bewaken. Zij hebben nog steeds de macht in handen. Ik denk dat die generatie weg moet om een nieuwe wind te doen waaien. Ik zelf ben partijloos. Ik kan op eender welke partij schieten als ik dat nodig acht. Ik kan hen ook complimentjes geven als ik daar redenen toe heb. Groen reageert nogal vijandig ten opzichte van het ecomodernisme, en ik vraag me af of dat zo slim is. Iedereen vindt natuur en milieu belangrijk. Veel mensen haken echter wel af als je hen gaat vertellen wat ze al dan niet mogen doen om het milieu te sparen. Daarom vermoed ik dat het ecomodernisme veel meer mensen kan aanspreken dan het traditionele groene gedachtegoed. Groen gaat te veel uit van haar eigen gelijk, waardoor je nooit iedereen meekrijgt om stappen vooruit te zetten. Als je kijkt naar de groene beweging in Vlaanderen, valt op dat de eerste-generatie groenen nog steeds de touwtjes in handen hebben. Zo is Vera Dua de huidige voorzitter van Bond Beter Leefmilieu. Zelf heb ik vijftien jaar gezegd dat GGO’s slecht zijn. Dat is lang, maar ik had nog te ruimte om van gedacht te veranderen. Wat als je iemand bent die deze boodschap al meer dan veertig jaar verkondigt? Dan is het toch nog moeilijker om toe te geven dat je op bepaalde gebieden fout was? Het zou neerkomen op zeggen dat je jouw hele leven de verkeerde strijd hebt gevoerd.


Waarom staan de traditionele ecologisten steeds lijnrecht tegenover de ecomodernisten?



Het debat is inderdaad erg gepolariseerd. Eens je je aansluit bij een milieuvereniging, hel je nogal snel over naar de ene kant. Voor mij zou het een grote drempel zijn om me bijvoorbeeld bij Greenpeace aan te sluiten. Ze doen zeker goede dingen, maar hun weerstand tegen de GGO ‘golden rice’ (rijst verrijkt met bètacaroteen, nvdr) vind ik echt verwerpelijk. Van een organisatie die, al is het onrechtstreeks, veel kwaad aanricht kan ik geen lid zijn. Door zelf uit de ‘donkergroene’ hoek te stappen heb ik veel mensen ontmoet met een meer pragmatische visie. Wat ik niet had kunnen voorspellen is welke impact de publicatie van het ecomodernistisch manifest zou hebben (vorig jaar in april). Internationaal had ik al veel mensen ontdekt die op dezelfde manier dachten, maar ik dacht dat ik alleen was in Vlaanderen. Dan was er de biecht van Stijn Bruers, iemand uit de traditionele beweging die zich, althans op het gebied van GGO’s, tot het pragmatische kamp bekende. Ik vermoed dat hij daarvoor wel tegenkanting krijgt vanuit traditionele hoek.

Ook binnen het ecomodernisme bestaan trouwens verschillende stromingen. De Finse ecomodernisten, bijvoorbeeld, hebben hun eigen manifest geschreven, los van het andere. Zij zijn van mening dat het Europees ecomodernisme een andere toon moet aanslaan. In Amerika is de context en de politieke situatie helemaal anders dan hier. De Finnen beschouwen de traditionele ecologisten als bondgenoten. Ze erkennen dat ze dezelfde objectieven hebben en over de meeste zaken zijn ze het eens. Waar ze wel problemen mee hebben, is dat een aantal standpunten binnen de groene beweging verboden lijken te zijn. Kernenergie bijvoorbeeld. James Hansen, een van de oorspronkelijke klokkenluiders op het gebied van klimaatverandering, is nu een pleitbezorger van kernenergie. Naomi Oreskes, de auteur van Merchants of Doubt, werpt hem voor de voeten dat hij daarmee een soort van ‘denialist’ (klimaatontkenner) geworden is. Oreskes ex-communiceert als het ware mensen die oprecht bezorgd zijn om klimaatverandering en daarvoor nucleaire energie als deel van de oplossing voor zien, puur omdat ze deze technologie verwerpt. Een van de objectieven van mijn website Backcover.be is die discussies, die hevig woeden in de Angelsaksische wereld, naar hier te brengen. Op dat vlak betekende het ecomodernistisch manifest echt een katalysator. Hier ben je ofwel donkergroen, ofwel niet groen. Dat is jammer. Er moet meer diversiteit zijn in het spectrum van het ecologisme. Dat is wat mij drijft. Ik hoop dat iedereen uit zijn ideologische loopgraven komt en met elkaar de dialoog aangaat.